ECLI:NL:RBDHA:2017:6565
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 11 mei 2017 een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin werd medegedeeld dat zijn asielaanvraag niet in behandeling zou worden genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 juni 2017, waar eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat het niet in geschil is dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Duitsland asiel had aangevraagd. De kern van het geschil betrof de medische toestand van eiser en de vraag of deze zo ernstig was dat zijn overdracht naar Duitsland een schending zou opleveren van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn gestelde medische problemen niet met bewijsstukken heeft onderbouwd, ondanks dat hij sinds 11 maart 2017 in Nederland verblijft. Hierdoor zijn de beroepsgronden van eiser afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Evenhuis, griffier.