ECLI:NL:RBDHA:2017:6674
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot instemming met schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling
Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een verzoek indiende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en om een bevel tot instemming met een aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster had een totale schuld van € 30.936,91 aan zes schuldeisers, waarvan de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum een vordering had van € 11.850,32. De andere schuldeisers hadden wel ingestemd met de aangeboden schuldregeling, maar de Belastingdienst weigerde medewerking. Tijdens de zitting op 10 mei 2017 was de Belastingdienst niet verschenen, maar verzoekster was vergezeld van haar partner en haar beschermingsbewindvoerder, mr. C. Stoop.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldoende had gemotiveerd waarom de Belastingdienst in redelijkheid niet tot weigering van de schuldregeling had kunnen komen. De rechtbank benadrukte dat het aan de schuldeiser is om te bepalen of hij instemt met een schuldregeling en dat dit slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden afgedwongen. Verzoekster had enkel aangegeven dat zij al tien maanden aan het sparen was, wat volgens de rechtbank onvoldoende was om de belangenafweging in haar voordeel te doen uitvallen. Het verzoek werd dan ook afgewezen, en de rechtbank stelde dat een goede motivering van het verzoek essentieel is voor toewijzing.
De rechtbank heeft het verzoek om een bevel op voet van artikel 287a eerste lid Faillissementswet afgewezen. Tegen deze uitspraak kan de schuldenaar binnen acht dagen in hoger beroep komen, mits dit via een advocaat wordt ingediend bij het gerechtshof te Den Haag.