ECLI:NL:RBDHA:2017:6690
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij Veroordeelden van een minderjarige gegrond verklaard op basis van bijzondere persoonlijke omstandigheden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 juni 2017 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een minderjarige veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard op basis van bijzondere persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. De veroordeelde, die op het moment van het delict 17 jaar oud was, had een verbale bedreiging geuit aan twee officieren van justitie en was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren. De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat er sprake was van een eenmalig incident, waarbij de stiefvader van de veroordeelde in voorlopige hechtenis zat, wat een grote impact op hem had gehad. De officier van justitie steunde het bezwaar, wijzend op de jeugdige leeftijd van de veroordeelde en de bijzondere omstandigheden die tot het delict hadden geleid.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden geen generieke uitzondering voor minderjarigen biedt, de leeftijd van de veroordeelde en de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, in dit geval wel een rol speelden. De rechtbank concludeerde dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde, gezien de bijzondere omstandigheden, niet van betekenis zou zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Daarom werd het bezwaar gegrond verklaard en werd de officier van justitie opgedragen het celmateriaal te vernietigen.