ECLI:NL:RBDHA:2017:6992
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinprocedure: Verantwoordelijkheid Duitsland voor behandeling van asielverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien hij eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Duitsland te voorkomen.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de Duitse autoriteiten het verzoek om terugname van eiser hebben aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland, die volgens hem strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze stellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse overheid actief optreedt tegen incidenten en dat de situatie in Duitsland niet zodanig is dat overdracht aan Duitsland onevenredige hardheid met zich meebrengt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier W. Evenhuis, en is op dezelfde dag aan partijen verzonden. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.