ECLI:NL:RBDHA:2017:7143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot schuldregeling en afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling
Op 21 december 2016 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om goedkeuring van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Tijdens de zitting op 14 juni 2017 is verzoeker gehoord, terwijl verweerder, hoewel opgeroepen, niet is verschenen. Verweerder heeft via zijn advocaat een brief gestuurd waarin hij zijn bezwaren tegen de schuldregeling uiteenzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een totale schuld heeft van € 169.769,41 aan 16 schuldeisers, waarbij de vordering van verweerder € 5.667,85 bedraagt, wat 3,45% van de totale schuldenlast is. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden die door alle andere schuldeisers is aanvaard, maar verweerder weigert onvoorwaardelijk in te stemmen, tenzij zijn belangen met betrekking tot een levensverzekering worden gewaarborgd.
De rechtbank oordeelt dat het aan verweerder is om feiten aan te dragen die zijn weigering rechtvaardigen. Aangezien verweerder niet is verschenen en geen overtuigende argumenten heeft aangedragen, concludeert de rechtbank dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen. De rechtbank wijst het verzoek tot dwangregeling toe en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schuldsaneringsregeling, omdat hij daar geen belang meer bij heeft. De beslissing is genomen door rechter mr. R. Cats en is uitgesproken op 28 juni 2017.