ECLI:NL:RBDHA:2017:7143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
C/09/529279 / FT RK 17/575
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot schuldregeling en afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling

Op 21 december 2016 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om goedkeuring van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Tijdens de zitting op 14 juni 2017 is verzoeker gehoord, terwijl verweerder, hoewel opgeroepen, niet is verschenen. Verweerder heeft via zijn advocaat een brief gestuurd waarin hij zijn bezwaren tegen de schuldregeling uiteenzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een totale schuld heeft van € 169.769,41 aan 16 schuldeisers, waarbij de vordering van verweerder € 5.667,85 bedraagt, wat 3,45% van de totale schuldenlast is. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden die door alle andere schuldeisers is aanvaard, maar verweerder weigert onvoorwaardelijk in te stemmen, tenzij zijn belangen met betrekking tot een levensverzekering worden gewaarborgd.

De rechtbank oordeelt dat het aan verweerder is om feiten aan te dragen die zijn weigering rechtvaardigen. Aangezien verweerder niet is verschenen en geen overtuigende argumenten heeft aangedragen, concludeert de rechtbank dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen. De rechtbank wijst het verzoek tot dwangregeling toe en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schuldsaneringsregeling, omdat hij daar geen belang meer bij heeft. De beslissing is genomen door rechter mr. R. Cats en is uitgesproken op 28 juni 2017.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/529279 / FT RK 17/575
vonnis van 28 juni 2017
in de zaak van
(verzoeker),
wonende te (adres),
(postcode) (woonplaats),
verzoeker,
tegen
(verweerder
wonende te (adres),
verweerder,
advocaat: mr. G.J. Hollema.

1.De procedure

1.1
Op 21 december 2016 is door verzoeker tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
1.2
Ter terechtzitting van 14 juni 2017 is verzoeker hierover gehoord.
1.3
Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter terechtzitting. Namens verweerder heeft zijn advocaat een brief d.d. 14 juni 2017 aan de rechtbank gezonden die dezelfde dag ter griffie is ontvangen.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Verzoeker heeft blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder a Fw een totale schuld van € 169.769,41 aan 16 schuldeisers.
2.2
De vordering van verweerder op verzoeker bedraagt € 5.667,85, zijnde 3,45% van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoekster is bij brief van 27 december 2016 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 29,20% en 14,60%. Alle inkomsten boven het vrij te laten bedrag worden maandelijks gereserveerd voor de schuldeisers.
2.4
De aangeboden schuldregeling is door alle andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
Verzoeker stelt dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die hij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
3.2
Verweerder heeft aan zijn weigering ten grondslag gelegd dat verzoeker uit hoofde afgesloten levensverzekering premies verschuldigd is aan verweerder, maar jarenlang heeft nagelaten deze premies te voldoen. Vervolgens heeft verzoeker de begunstiging van de levensverzekering gewijzigd, aldus dat in plaats van zijn partner verweerder als begunstigde werd aangemerkt. Verweerder is bereid in te stemmen met de aangeboden schuldregeling onder de voorwaarde dat verweerder begunstigde van de levensverzekering blijft.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan dan ook slechts onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling die er toe zal leiden dat door de schuldeisers afstand moet worden gedaan van een deel van een vordering. Een verzoek om weigerachtige schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen zal slechts kunnen worden toegewezen als de desbetreffende schuldeisers – in dit geval verweerder – in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen enerzijds de onevenredigheid tussen het belang van verweerder bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoeker of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt.
4.2
Uit het overgelegde schuldenoverzicht blijken zestien schuldeisers, waarvan één schuldeiser weigert – onvoorwaardelijk – in te stemmen met het prognosevoorstel dat namens verzoeker is aangeboden. De vordering van deze schuldeiser bedraagt
3,45% van de totale schuldenlast van verzoeker. Deze schuldeiser is niet op de zitting verschenen en heeft volstaan om bij brief d.d. 14 juni 2017 bij monde van zijn advocaat aan te geven dat hij bereid is in te stemmen met de aangeboden schuldenregeling op voorwaarde dat de beweerdelijke begunstiging van deze schuldeiser in een door verzoeker op naam van zijn partner afgesloten levensverzekering intact blijft. Deze schuldeiser heeft echter op zichzelf geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan blijken dat het belang van deze schuldeiser dient te prevaleren boven de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die worden geschaad door de weigering tot onvoorwaardelijke instemming. Dit is evenmin anderszins gebleken. De rechtbank neemt hierbij voorts in aanmerking dat het zich thans op basis van de overgelegde stukken laat aanzien dat een buitengerechtelijk akkoord voor de schuldeisers – vergeleken met de wettelijke schuldsaneringsregeling – tot een gunstiger resultaat zal kunnen leiden in verband met de kosten die samenhangen met de wettelijke schuldsaneringsregeling. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat er van kan worden uitgegaan dat bij de uitvoering van de buitengerechtelijke regeling zal worden gehandeld overeenkomstig de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), en derhalve dat er onder meer op zal worden toegezien dat gedurende de looptijd van het prognoseakkoord aantoonbare inspanningen worden verricht om inkomsten te behouden en/of te vergroten, dat zal worden gecontroleerd of de aflossingscapaciteit volledig wordt ingebracht, dat periodiek de hoogte van het Vrij Te Laten Bedrag (en derhalve de aflossingscapaciteit) zal worden bepaald en de schuldeisers zullen worden geïnformeerd. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank de verzochte dwangregeling zal toewijzen.
4.4
Verzoeker heeft tevens een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ingediend. Verzoeker zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, nu heeft geen belang meer heeft bij dat verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt (verweerder) in te stemmen met de onder 2.3 bedoelde
schuldregeling;
5.2
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van
de schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2017 in tegenwoordigheid van mr. F.M. Verburg, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.