ECLI:NL:RBDHA:2017:715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
5488147 MB VERZ 16-3046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht in WAHV-zaken met betrekking tot snelheidsovertreding

Op 27 januari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, in beroep ging tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene werd verweten op 23 januari 2016 met een auto op de A4 de maximum snelheid met 27 km/h te hebben overschreden. Tijdens de zitting op 7 december 2016 voerde betrokkene aan dat hij geen afschrift van het procesdossier had ontvangen en dat hij ten onrechte niet was gehoord door de officier van justitie. Daarnaast stelde hij dat het proces-verbaal niet was ondertekend en dat de maximum snelheid op de A4 130 km/h was, zonder dat er bewijs was voor een verlaagde snelheid. De vertegenwoordiger van de officier van justitie vroeg om vernietiging van de beslissing wegens schending van de hoorplicht en om proceskostenvergoeding.

De kantonrechter, J.M. Ghrib, overwoog dat de primaire vraag in WAHV-zaken is of de verweten overtreding daadwerkelijk is begaan. Hij merkte op dat de gemachtigde van betrokkene geen inhoudelijke gronden had aangevoerd over de materiële vraag of de overtreding wel of niet was begaan. De enkele ontkenning van betrokkene volstond niet. De kantonrechter constateerde dat de rechtsbijstandverlener in deze procedure kennelijk geen ander doel had dan het ontregelen van een efficiënte afdoening van WAHV-zaken en het incasseren van proceskosten. Dit werd gezien als misbruik van het procesrecht.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk, waarmee hij de beslissing van de officier van justitie handhaafde. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 5488147 MB VERZ 16-3046
PROCES-VERBAALvan de in het openbaar gehouden zitting van 7 december 2016, tevens houdende
BESLISSINGop het beroep
.
Door mr. J.M. Ghrib, kantonrechter, bijgestaan door mr. C. van Oorschot als griffier, is overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer.
Het beroepschrift is ingediend door:

[betrokkene]

wonende te: [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer.
Verschenen zijn:
namens de officier van justitie: mr. M.E.A. van der Linden.
Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 23 januari 2016 te 09:39 uur met de auto met het kenteken [kenteken] op de A4 Links ter hoogte van hectometerpaal 61.4 te Den Hoorn de maximum snelheid op autosnelwegen met 27 km/h is overschreden, terwijl betrokkene toen de kentekenhouder van die auto was.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld. Betrokkene voert aan geen afschrift van het procesdossier te hebben ontvangen en verzoekt derhalve de zaak aan te houden. Voorts wordt aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie en dat het proces-verbaal niet is ondertekend, waardoor het niet op juistheid gecontroleerd kan worden. Bovendien stelt betrokkene dat de maximum snelheid op de A4 130 km/h uur en dat niet van een verlaagde snelheid is gebleken. Aanvullend heeft betrokkene gesteld dat niet is gebleken dat de medewerker van het CVOM bevoegd was om namens de officier van justitie te beslissen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de bestreden beslissing te vernietigen wegens schending van de hoorplicht en om 1 punt aan proceskostenvergoeding toe te wijzen met als wegingsfactor 0,25. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft voorts het standpunt ingenomen dat het beroep voor het overige ongegrond is.
De kantonrechter heeft vervolgens op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
De kantonrechter stelt voorop dat de primaire voorliggende vraag in WAHV-zaken is of de verweten overtreding daadwerkelijk is begaan. De wetgever heeft een laagdrempelig en toegankelijk systeem gecreëerd om burgers de mogelijkheid te geven op een eenvoudige manier op te komen tegen opgelegde sancties, om zo de rechtsbescherming te waarborgen.
Van de rechtsbijstandverlener in de onderhavige zaak is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat hij vele soortgelijke procedures voert en dat hij in een zeer groot aantal van deze procedures louter formele verweren aandraagt. Ook in de onderhavige zaak heeft de gemachtigde geen inhoudelijke gronden aangevoerd over de materiële vraag of de overtreding wel of niet is begaan. De enkele ontkenning van betrokkene, zonder hier een nadere onderbouwing aan ten grondslag te leggen, volstaat hiervoor niet. De kantonrechter merkt hierbij op dat de aanvullende gronden ervan getuigen dat ieder formeel punt dat ter discussie gesteld kan worden, ook daadwerkelijk naar voren wordt gebracht.
De kantonrechter constateert dat, nu er in het licht van de primaire vraag met betrekking tot de overtreding geen relevante rechtsvragen naar voren zijn gebracht, de wijze waarop de gemachtigde in dit geval heeft geprocedeerd niet redelijkerwijs geacht worden het belang van de betrokkene te dienen. Het belang van betrokkene is immers gelegen in de vernietiging van de bij de inleidende beschikking opgelegde sanctie. Ook bij een uiterst terughoudende toetsing kunnen de door de gemachtigde verrichte werkzaamheden niet redelijkerwijs geacht worden hierop gericht te zijn geweest. De kantonrechter overweegt in het licht van het voorgaande dat de rechtsbijstandverlener met de onderhavige procedure kennelijk geen ander doel heeft gehad dan het ontregelen van een efficiënte afdoening van WAHV-zaken en het incasseren van proceskosten. De rechtsbijstandverlener maakt hiermee misbruik van het laagdrempelige en toegankelijke systeem van rechtsbescherming voor persoonlijk gewin. Nu er sprake is van misbruik van het procesrecht ziet de kantonrechter geen andere optie dan het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De kantonrechter beslist als volgt:

Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen 6 weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, doch alleen indien:
a de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,-- bedraagt of
b het beroep niet ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Kanton –
Den Haag en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.