In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 juni 2017, is het verzoek behandeld van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. Het verzoek betreft de aanvulling van het register van de burgerlijke stand met betrekking tot een levenloos geboren kind. De ouders van het kind, die in 1977 geboren werd, hebben recentelijk bewijs ontvangen dat hun dochter levend ter wereld is gekomen, maar na een uur is overleden. De ambtenaar verzoekt om verbetering van de akte van overlijden, zodat de voornamen van het kind kunnen worden toegevoegd en om de akte van geboorte en overlijden op te maken, nu deze aanvankelijk niet zijn geregistreerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat het verzoek op basis van artikel 1:24 BW kan worden behandeld. De rechtbank overweegt dat de akte van overlijden in 1977 conform de toen geldende wetgeving is opgemaakt, zonder vermelding van voornamen, en dat het verzoek tot verbetering van deze akte niet kan worden toegewezen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de doorhaling van de akte van overlijden en de aanvulling van de registers met een geboorte- en overlijdensakte wel mogelijk is, gezien de oude wetgeving die deze mogelijkheid bood.
De rechtbank gelast de doorhaling van de akte van overlijden en de aanvulling van het register van geboorten en overlijdens met de juiste gegevens van het kind, inclusief de geslachtsnaam en voornamen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Westerhuis-Evers, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2017.