ECLI:NL:RBDHA:2017:7910
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voortgezette vreemdelingenbewaring en de belangenafweging na zes maanden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de vreemdelingenbewaring van eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit. Eiser was op 26 november 2016 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, met het oog op een mogelijke overdracht naar Denemarken onder de Dublinverordening. Echter, er was geen claimakkoord ontvangen van de aangezochte lidstaat. Op 12 januari 2017 werd de reden voor de bewaring gewijzigd naar een asielaanvraag, waarna eiser opnieuw in bewaring werd gesteld. De rechtbank had eerder beroepen tegen de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard, maar eiser stelde dat de belangenafweging niet correct was uitgevoerd, aangezien hij langer dan zes maanden in bewaring was. De rechtbank oordeelde dat de gehele periode van vreemdelingenbewaring, inclusief de periodes onder de Dublinverordening, meegeteld moest worden in de belangenafweging. De rechtbank concludeerde dat het beleid van verweerder, dat bepaalde dat deze periodes niet meegeteld hoefden te worden, niet in overeenstemming was met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de onmiddellijke opheffing van de bewaring en kende schadevergoeding toe aan eiser voor de dagen dat hij in bewaring had gezeten. Tevens werden de proceskosten vergoed.