Op 18 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een onderwijs- en cultuurcomplex (OCC) in Den Haag. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De zaak was aangespannen door Stichting SOS Den Haag, die zich als belanghebbende beschouwde en stelde dat de werkzaamheden van de vergunninghouder nadelige effecten op de omgeving zouden hebben.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekers voldoende spoedeisend belang hadden, aangezien de vergunninghouder met de werkzaamheden was begonnen. Echter, de rechter concludeerde dat de verzoekers niet konden aantonen dat zij als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) konden worden aangemerkt. De stichting had weliswaar een statutaire doelstelling die het behoud van het stadsgezicht beoogde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de stichting niet rechtstreeks bij het besluit waren betrokken.
De rechter behandelde ook de argumenten van de verzoekers over de onzorgvuldigheid van het bestreden besluit en de vermeende strijd met regels van behoorlijk bestuur. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omgevingsvergunning op de juiste wijze was verleend en dat de vergunninghouder niet verplicht was om een nieuwe aanvraag in te dienen voor wijzigingen van ondergeschikte aard. De voorzieningenrechter benadrukte dat het politieke besluitvormingsproces niet ter beoordeling voorlag en dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te verlenen.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.