6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met twee medeverdachten goederen voorhanden gehad waarmee door hen beoogd werd een beroving te plegen. De verdachte en twee medeverdachten hadden al bepaald waar en wanneer de overval zou gaan plaatsvinden. Dat het niet zover is gekomen, ligt uitsluitend aan de omstandigheid dat de verdachte in de tram werd aangehouden wegens zwartrijden en in zijn fouillering bivakmutsen en een gasdruk-/
alarmpistool werden aangetroffen. De verdachte en zijn mededaders hebben, met het plegen van de voorbereidingshandelingen voor een ernstig strafbaar feit, getoond, dat zij bereid zijn om met het oog op eigen gewin anderen ernstige materiële en immateriële schade toe te brengen. Met het bezit van een verboden wapen draagt de verdachte bovendien bij aan het toenemen van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de persoon van de verdachte, waaronder het meest recente rapport d.d. 10 oktober 2016.
Blijkens dit rapport waren er zorgen op een aantal leefgebieden, zoals school, beïnvloedbaarheid, attitude, impulsiviteit en relaties. Met hulp en begeleiding door de Jeugdreclassering en met de aanpak van de Waag (MST) heeft de verdachte laten zien leerbaar te zijn en zijn eigen gedrag te kunnen verbeteren. Dit geldt ook voor de medewerking en inzet van zijn moeder. Op dit moment is de verdachte geplaatst op regulier onderwijs en functioneert hij hier naar behoren. Dit alles heeft de kans op herhaling doen verlagen. Er zijn ook geen nieuwe politieregistraties. Om de positieve verandering voor langere tijd te waarborgen wordt de verlenging van begeleiding van de Jeugdreclassering voor de periode van een jaar geadviseerd. Dit kan middels een voorwaardelijke werkstraf gerealiseerd worden. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de verdachte een jeugddetentiestraf op te leggen gelijk aan de gevangenhouding met daarnaast een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende zijn proeftijd onderwijs volgt en zich op bepaalde tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen van de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Jeugdbescherming west hun standpunt in zoverre gewijzigd dat zij menen dat verdere begeleiding door de jeugdreclassering niet langer noodzakelijk is, nu alle doelen zijn behaald. Ook het monitoren dat de verdachte naar school zal blijven gaan, is - aldus Stichting Jeugdbescherming west - niet nodig, nu de verdachte zijn school goed heeft opgepakt en er zelf, samen met moeder en zo nodig de leerplichtambtenaar, voor kan zorgen dat dit zo blijft.
De op te leggen straf
Uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte een actieve rol heeft gehad bij de voorbereiding van de beroving.
Hoewel de eis op zich passend is, kiest de rechtbank voor een andere strafmodaliteit.
Gelet op de leeftijd van de verdachte alsook de omstandigheid dat hij, zonder eerdere veroordeling, langere tijd in voorarrest heeft gezeten, alsmede de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd, zal de rechtbank de verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen, zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke werkstraf opleggen.
Het onvoorwaardelijke deel van deze werkstraf heeft de verdachte, omgerekend naar jeugddetentie, al in voorarrest doorgebracht.
Nu ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zijn leven goed op orde heeft, hij intrinsiek gemotiveerd lijkt om naar school te gaan en alle gestelde doelen volgens de jeugdreclassering zijn behaald, ziet de rechtbank geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen.