ECLI:NL:RBDHA:2017:8233

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van studiefinanciering op basis van woonadres en controlebevindingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L. van Gaalen, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Minister van 20 december 2016, waarbij haar bezwaar tegen de herziening van haar studiefinanciering ongegrond was verklaard. De herziening was gebaseerd op de bevindingen van controleurs die onderzoek hadden gedaan naar de woonsituatie van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet woonachtig was op het adres dat zij had opgegeven in de gemeentelijke basisregistratie personen (brp-adres). Tijdens het onderzoek door de controleurs werd geconstateerd dat eiseres op het brp-adres geen eigen bed of slaapkamer had en dat zij daar slechts incidenteel verbleef. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht de studiefinanciering had herzien naar de norm van thuiswonende studerende, omdat de bevindingen van de controleurs voldoende aannemelijk maakten dat eiseres niet op het opgegeven adres woonde. Eiseres' argumenten, waaronder een slechte relatie met haar ouders en het feit dat zij soms bij hen at, werden door de rechtbank niet overtuigend geacht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/576

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

19 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres(gemachtigde: mr. M.L. van Gaalen),

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

De bestreden beslissing op bezwaar

De beslissing van verweerder van 20 december 2016, waarbij het bezwaar van eiseres tegen het hierna onder 2 te noemen besluit ongegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij bericht van 5 september 2015 is aan eiseres studiefinanciering toegekend vanaf 1 september 2015, naar de norm van uitwonende studerende. Het aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) opgegeven woonadres is [adres] te [plaats].
Op dit adres staat eiseres sinds 15 juni 2015 ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie personen (hierna ook: brp-adres).
2. Bij bericht van 30 september 2016 is de hoogte van de studiefinanciering van eiseres per 1 september 2015 aangepast naar de norm van thuiswonende studerende. De teveel uitgekeerde studiefinanciering ad € 2.680,14 wordt verrekend met de nog door eiseres te ontvangen studiefinanciering. In geschil is of verweerder terecht de studiefinanciering van eiseres vanaf 1 september 2015 heeft herzien naar de norm van thuiswonende studerende.
3. Onder meer op 19 september 2016 hebben de controleurs [controleur 1] en [controleur 2], in opdracht van verweerder, onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiseres. Zij hebben toen onder andere een huisbezoek afgelegd op het brp-adres van eiseres om te controleren of zij daar woont. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport dat verweerder ten grondslag heeft gelegd aan zijn beslissing tot herziening. In het rapport hebben de controleurs gemotiveerd waarom eiseres volgens hen niet woont op het brp-adres.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de waarnemingen en bevindingen van de controleurs voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in elk geval ten tijde van de controle niet woonde op haar brp-adres. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat eiseres op dat adres geen eigen bed of slaapkamer had, maar naar eigen zeggen sliep op een bank in de woonkamer. In een situatie waarbij iemand stelt al ruim een jaar daar te wonen, is dit niet aannemelijk. Slapen op een bank past eerder in een situatie waarbij incidenteel wordt gelogeerd, dan bij ergens woonachtig zijn. Daarbij is, mede gelet op de culturele achtergrond van eiseres, het gebrek aan privacy in de genoemde woonsituatie zo groot dat niet aannemelijk is dat eiseres daar woont. Eiseres heeft verklaard in de betreffende kleine woning met slechts één slaapkamer te wonen samen met haar twee broers. Voorts zijn van eiseres relatief weinig persoonlijke spullen in die woning aangetroffen, haar beschrijving van de badkamer vertoont hiaten en twee, weliswaar anonieme, getuigen hebben eenparig verklaard dat er op het brp-adres slechts een (Marokkaanse) man woont. Verweerder heeft daarom terecht de studiefinanciering van eiseres herzien naar de norm van thuiswonende.
5. Wat eiseres hiertegen in heeft gebracht maakt het bovenstaande niet anders. De ouders van eiseres wonen op zeer korte afstand van het brp-adres. Als verklaring voor het desondanks wonen op het brp-adres stelt eiseres dat zij een slechte relatie heeft met haar ouders en dat het daar erg druk is. Anderzijds heeft eiseres verklaard dat zij meestal wel eet bij haar ouders en dat zij de nacht voorafgaand aan het huisbezoek daar geslapen heeft, omdat zij ziek was. Dat eiseres overdonderd was door de controleurs en daardoor dicht klapte, acht de rechtbank niet aannemelijk. Eiseres heeft immers zelf de afspraak met de controleurs gemaakt om die dag aanwezig te zijn bij het huisbezoek. De stelling van eiseres dat zij af en toe de huur betaalde, heeft zij onvoldoende onderbouwd. De paar overmakingen van kleine bedragen aan haar broer betreffen niet de huurprijs en kunnen ook op andere betalingen betrekking hebben. Dit en hetgeen zij verder heeft aangevoerd, geeft geen reden tot twijfel aan de uit de bevindingen en waarnemingen van de controleurs getrokken conclusie.
6. Gelet op het wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.
r

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.