ECLI:NL:RBDHA:2017:8370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
09/817601-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting met valse kassabonnen en listige kunstgrepen

Op 19 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte, samen met een medeverdachte, op verschillende locaties in Nederland, waaronder 's-Gravenhage, Rotterdam en Delft, probeerde goederen te retourneren met behulp van valse kassabonnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een valse hoedanigheid aannamen en listige kunstgrepen toepasten om medewerkers van de winkelketen [bedrijf] te misleiden. De verdachte belde voorafgaand aan zijn bezoek naar de filialen met het verhaal dat zijn hond de kassabon had kapotgebeten, waarna hij met een valse kassabon naar de winkel ging om geld terug te vragen voor de geretourneerde goederen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zes voltooide oplichtingen en drie pogingen daartoe, en heeft hem een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen, waaronder een auto en valse kassabonnen, behandeld en beslist over hun verbeurdverklaring en teruggave aan de rechthebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/817601-17
Datum uitspraak: 19 juli 2017
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.F. Heslinga, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. S. Epema, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1) hij op een of meer tijdstippen in
ofomstreeks de periode van 10 maart 2017 tot en met 1
7maart 2017 te 's-Gravenhage en/of Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich(zelf) en/of die (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of een valsehoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels:
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Vlaardingen (
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam,
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 6] (aangifte p. 213-214);
(telkens) heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en), hebbende hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), met vorenomschreven oogmerk,
- zakelijk weergegeven –valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • (telkens) (telefonisch) contact opgenomen met voornoemd(e) filia(a)l(en) van [bedrijf] en (vervolgens) medegedeeld dat hij/zij goederen wilde(n) retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en/of vervolgens gevraagd of dit een probleem zou opleveren en/of;
  • (vervolgens) (telkens) 4, althans meerdere, althans een (vermoedelijk gestolen) keukenschort(en) en/of een telefoonhoesje afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemd(e) filia(a)l(en) van [bedrijf] getoond en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) van [bedrijf] een (door verdachte en/of zijn mededader(s)) gekopieerde/valselijk opgemaakte en/of beschadigde kassabon getoond/aangeboden en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) duidelijk gemaakt dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), deze/dit keukenschort(en) en/of dit telefoonhoesje wilde(n) ruilen/retourneren voor geld,
waardoor die medewerker(s) van de [bedrijf] en/of [bedrijf] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
2) hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te Rotterdam en/of Delft en/of Leidschendam,
gemeente Leidschendam-Voorburg,in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of een valsehoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels:
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Rotterdam,
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Delft,
  • (een medewerker van) [bedrijf] filiaal Leidschendam,
te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedragen, met vorenomschreven oogmerk
– zakelijk weergegeven -valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • (telkens) (telefonisch) contact heeft/hebben opgenomen met voornoemde filia(a)l(en) van [bedrijf] en (vervolgens) heeft/hebben medegedeeld dat hij/zij goederen wilde(n) retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en/of vervolgens heeft/hebben gevraagd of dit een probleem zou opleveren en/of;
  • (vervolgens) (telkens) 4, althans meerdere, althans een (vermoedelijk gestolen) keukenschort(en) afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemd(e) filia(a)l(en) van [bedrijf] heeft/hebben getoond en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) van [bedrijf] een (door verdachte en/of zijn mededader(s)) gekopieerde/valselijk opgemaakte en/of beschadigde kassabon heeft/hebben getoond/aangeboden en/of;
  • (vervolgens) (telkens) aan voornoemde winkelmedewerker(s) duidelijk heeft/hebben gemaakt dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), deze/dit keukenschort(en) wilde(n) ruilen/retourneren voor geld,
en aldus heeft geprobeerd die medewerker(s) van [bedrijf] en/of [bedrijf] (telkens) te bewegen tot afgifte van een geldbedrag en/of geldbedragen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie staan en kunnen derhalve dienen als uitgangspunt voor de beantwoording van de bewijsvragen.
In maart 2017 zijn medewerkers van diverse filialen van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) via een WhatsApp-groepsbericht ervoor gewaarschuwd dat een man en een vrouw, in de meeste gevallen na een telefonische vooraankondiging, in diverse [bedrijf] winkels kwamen om met een valse kassabon goederen om te ruilen voor geld. Op 19 maart 2017 meldde verdachte zich met een kassabon bij het filiaal van de [bedrijf] aan de [straat 8] in Leidschendam, waarbij hij zei dat hij vier keukenschorten wilde ruilen. De kassabon die verdachte toonde bleek vals. Daarop is hij aangehouden. [2] Nadien is door het filiaal in Leidschendam aangifte gedaan van poging tot oplichting. [3] Ook namens de [bedrijf] filialen [straat 9] in Vlaardingen [4] , [straat 1] in Rotterdam [5] , [straat 2] in Rotterdam [6] , [straat 3] in Den Haag [7] , [straat 4] in Den Haag [8] , [straat 5] in Den Haag [9] , [straat 6] in Rotterdam [10] en [straat 7] in Delft [11] is aangifte gedaan van oplichting of poging daartoe. Na de aanhouding van verdachte is voor het filiaal in Leidschendam een groene Volkswagen Polo aangetroffen, die door de politie is onderzocht. Deze auto staat op naam van [betrokkene] , overleden op 19 januari 2017. In de auto trof de politie in het dashboardkastje een enveloppe aan met meerdere kassabonnen van de [bedrijf] : twee kassabonnen waren in tact en bij twee kassabonnen was de streepjescode afgescheurd. [12] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 maart 2017 in deze auto naar het filiaal van de [bedrijf] in Leidschendam is gereden. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij - met het doel om schorten van de [bedrijf] naar de winkel terug te brengen in ruil voor het aankoopbedrag van die schorten - een originele kassabon van de [bedrijf] heeft gekopieerd op een rol kassapapier die hij thuis had liggen, zodat het er echt uit zou zien en dat hij van de kopieën telkens een stukje af had gescheurd. Van tevoren waren de winkels gebeld met het verhaal dat de hond een stukje uit de bon had gescheurd. [13]
Verdachte wordt verweten dat hij, al dan niet samen met zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , 7 vestigingen van winkelbedrijf [bedrijf] heeft opgelicht (feit 1) en dat hij hier 3 pogingen toe heeft ondernomen (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het voorliggende dossier feit 1 en feit 2, in alle gedachtestreepjes, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, in die zin dat bij beide feiten sprake is geweest van medeplegen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat ervan uitgegaan moet worden dat verdachte de schorten, die hij weer inleverde bij de diverse filialen, op enig moment zelf heeft aangeschaft, omdat het tegendeel uit het dossier niet blijkt. Er kan dan ook geen sprake zijn van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, aangezien verdachte de goederen, waarvoor hij eerder had betaald, weer inleverde. Dat vervolgens één leugen wordt verteld, te weten dat de hond de bon kapot had gebeten, maakt nog niet dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels, zodat oplichting of poging daartoe niet kan worden bewezen. Tot slot is de [bedrijf] door de enkele leugen niet bewogen tot de afgifte van enig goed, omdat verdachte steeds van tevoren heeft aangekondigd dat hij geen originele bon meer had, aldus de raadsvrouw.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat er in vijf gevallen naar een filiaal van [bedrijf] is gebeld door een vrouw die vroeg of er goederen geretourneerd konden worden met een door de hond kapotgescheurde bon, te weten de filialen [straat 9] in Vlaardingen [14] , [straat 1] in Rotterdam [15] , [straat 2] in Rotterdam [16] , [straat 3] in Den Haag [17] , [straat 5] in Den Haag [18] en dat er in één geval door een niet nader omschreven persoon is gebeld met een soortgelijke vraag, te weten filiaal [straat 8] in Leidschendam [19] .
Het telefoonnummer
Naar aanleiding van de mededeling van een filiaalhoudster van [bedrijf] in Zoetermeer op 21 maart 2017, inhoudende dat haar filiaal de week daarvoor was gebeld door een vrouw, gebruik makend van het telefoonnummer [telefoonnummer]
,met de vraag of ze producten kon retourneren met een door een hond kapotgebeten kassabon, heeft de politie onderzoek verricht naar dit nummer. [20] Uit onderzoek is gebleken dat er met dit nummer in de periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 naar diverse [bedrijf] filialen is gebeld, waaronder de filialen [straat 1] , [straat 2] en [straat 6] in Rotterdam, [straat 3] , [straat 4] en [straat 5] in Den Haag, [straat 8] in Leidschendam en een filiaal in Delft. [21]
Het telefoonnummer staat op naam van [betrokkene] , die op 19 januari 2017 is overleden. [medeverdachte] heeft verklaard dat het telefoonnummer van haar vader was. [22] Ook heeft zij verklaard dat zij met verdachte samenwoont, dat de telefoon met dit nummer gebruikt wordt als huistelefoon en dat de telefoon het huis niet uitkomt. [23] Met dit telefoonnummer is op 19 maart 2017 gebeld naar het filiaal van [bedrijf] Leidsenhage (de rechtbank begrijpt: te Leidschendam). Direct daaropvolgend, binnen een minuut, is er met dit telefoonnummer gebeld naar het telefoonnummer, in gebruik bij verdachte [24] en het is verdachte die vervolgens in het filiaal in Leidschendam is verschenen om goederen te retourneren. [25] Nu voorts ook niet is gebleken of aannemelijk geworden dat iemand anders dan [verdachte] en/of [medeverdachte] rondom de ten laste gelegde data van dit telefoonnummer gebruik heeft gemaakt gaat de rechtbank ervan uit dat telkens [verdachte] of [medeverdachte] deze filialen met dit telefoonnummer hebben gebeld.
Filiaal [straat 9] Vlaardingen
Uit de aangifte, waarin is vermeld dat deze ziet op een incident op 11 maart 2017, blijkt dat zich op 10 maart 2017
een manbij dit filiaal heeft gemeld met de mededeling dat hij vier keukenschorten wilde ruilen. Het dossier bevat ook de beschrijving van bewakingsbeelden van 11 maart 2017 waarop is te zien dat
een vrouwzich met een viertal pakketjes bij dit filiaal van de [bedrijf] meldt. Aangezien de aangifte door de vermelding van verschillende data innerlijk tegenstrijdig is en bovendien niet wordt ondersteund door de beschrijving van de bewakingsbeelden, is de rechtbank, met de raadsvrouw, van oordeel is dat verdachte wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Filiaal [straat 8] in Leidschendam
Volgens getuige Verkolf had op 19 maart 2017 omstreeks 15:30 uur een klant telefonisch zijn komst naar het filiaal aangekondigd. Hij had verteld dat zijn hond het kassabonnetje had verscheurd. [26] Uit onderzoek is gebleken dat er met het telefoonnummer, eindigend op 8035 op 19 maart 2017 om 15:23 uur is gebeld naar [bedrijf] Leidsenhage. [27] Aangever heeft verklaard dat er die dag omstreeks 16:15 uur een man in de winkel kwam die vier keukenschorten wilde omruilen voor geld. Hij maakte daarbij gebruik van een valse kassabon, want de bon was niet voorzien van een watermerk. [28] Om 16:20 uur die dag is de politie door Verkolf gebeld met de mededeling dat verdachte in de winkel op heterdaad was aangehouden. [29]
Filiaal [straat 3] Den Haag
Aangever heeft verklaard dat er op 16 maart 2017 een vrouw naar het filiaal belde met de mededeling dat zij producten wilde ruilen, maar dat haar hond een stuk van de kassabon had opgegeten. Diezelfde dag kwam er, blijkens de aangifte rond 18:45 uur, een man bij de kassa die vier schorten wilde ruilen, waarbij de man een kassabon liet zien waar een hap uit was en waardoor de streepjescode weg was. Doordat er abusievelijk drie producten zijn aangeslagen in plaats van vier, heeft de man minder geld teruggekregen, waar de man niets over zei en waarna hij de winkel verliet. [30] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de [bedrijf] aan de [straat 3] is geweest en schorten heeft geretourneerd en dat hij heeft gemerkt dat hij minder geld terug kreeg. [31] Uit onderzoek is gebleken dat er met het telefoonnummer eindigend op 8035, op 16 maart 2017 om 15:43 uur is gebeld naar de [bedrijf] aan de [straat 3] in Den Haag. [32]
Filiaal [straat 5] Den Haag
Aangever heeft verklaard dat op 16 maart 2017 een vrouw naar het filiaal heeft gebeld met de vraag of zij artikelen kon ruilen met een beschadigde aankoopbon. De vrouw vertelde dat de aankoopbon was beschadigd door toedoen van haar hond. Op 17 maart 2017 rond 17:21 uur verscheen er een man in het filiaal die direct naar de kassa liep en vier schorten en een aankoopbon toonde, waarbij hij vroeg of hij het aankoopbedrag terug kon krijgen. De bon die de man toonde was beschadigd en de streepjescode was niet leesbaar. De man zei dat zijn hond de bon had beschadigd, waarna het aankoopbedrag aan de man is teruggegeven. [33] Bij het uitkijken van de bewakingsbeelden van dit filiaal, is verdachte als deze man herkend. [34] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat er met telefoonnummer, eindigend op 8035 op 16 maart 2017 om 15:44 uur is gebeld naar het filiaal van de [bedrijf] aan de [straat 5] in Den Haag [35] .
Filiaal [straat 7] Delft
Aangeefster heeft verklaard dat het filiaal op 17 maart 2017 werd gebeld door een vrouw met de vraag of ze producten kon ruilen met een door de hond kapotgebeten bon. Diezelfde dag kwam er een donkere man in het filiaal die vier keukenschorten wilde ruilen. De man toonde een kassabon met een scheur, waardoor de streepjescode niet te zien was. Daarop is tegen de man gezegd dat hij de schorten niet kon retourneren en is hem verzocht de winkel te verlaten. [36] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de man is geweest die geprobeerd heeft de schorten te retourneren. [37]
Filiaal [straat 2] Rotterdam
Aangeefster heeft verklaard dat er op 11 maart 2017 een man in de winkel kwam met de vraag of hij vier schorten kon ruilen, waarbij hij een bon overhandigde. De kassa gaf aan dat deze schorten inmiddels al retour waren gegeven, waardoor er geen geld teruggegeven kon worden. Daarop verliet de man de winkel. [38] Op 11 maart 2017 is er om 14.31 uur gebeld naar dit filiaal met het telefoonnummer, eindigend op 8035. [39]
Door aangeefster is voorts verklaard dat er een aantal dagen later, op 16 maart 2017, door een vrouw naar het filiaal is gebeld met de vraag of zij een product kon ruilen met een door de hond kapotgebeten bon. Diezelfde dag meldde een man zich bij het filiaal met de vraag of hij een hoesje voor zijn mobiele telefoon kon ruilen, waarop hij een kassabon met een scheur aan de cassière overhandigde waarvan de streepjescode niet te lezen was. Daarop is aan de man een geldbedrag gegeven. [40] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de man is geweest die op 16 maart 2017 het hoesje naar de [bedrijf] heeft teruggebracht. [41]
[straat 1]
Aangeefster heeft verklaard dat er op 10, 11 of 12 maart 2017 naar het filiaal werd gebeld door een vrouw die vroeg of ze producten kon ruilen, waarbij zij zei dat het bonnetje kapotgebeten was door de hond. Op 12 maart 2017 rond 16:44 uur verscheen er een man met een hond in het filiaal die vertelde dat hij vier keukenschorten wilde ruilen. De man zei dat zijn hond het bonnetje had verscheurd. De bon bleek bij de streepjescode gescheurd. Daarop heeft de man geld overhandigd gekregen. [42] Met het telefoonnummer eindigend op 8035 is op 11 maart 2017 om 14:31 uur naar het filiaal van de [bedrijf] aan de [straat 1] gebeld. [43]
[straat 6]
Aangeefster heeft verklaard dat er op 10 maart 2017 een man van middelbare leeftijd met een normaal postuur en van Antilliaanse of Surinaamse afkomst aan de kassa is geweest die vier keukenschorten wilde omruilen voor geld. De man heeft daarop geld overhandigd gekregen. Nadien is gebleken dat de bon die de man gebruikte vals was, omdat de bon niet was voorzien van een watermerk. [44]
[straat 4]
Aangeefster heeft verklaard dat zij door een medewerkster werd benaderd met de mededeling dat er op 16 maart 2017 omstreeks 19:15 uur een vrouw in het filiaal was geweest die vier schorten wilde terugbrengen. De vrouw overhandigde een bij de streepjescode gescheurde kassabon met de mededeling dat dat door de hond was gedaan, waarna de vrouw geld overhandigd heeft gekregen. [45] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat er met het telefoonnummer dat aan verdachte en de medeverdachte is toegeschreven op 16 maart 2017 om 15:45 en om 19:05 uur naar het filiaal aan de [straat 4] is gebeld. [46] Op de bewakingsbeelden van dit filiaal heeft de politie waargenomen dat er op de betreffende dag een vrouw het filiaal in komt die vier pakketjes en een gescheurde kassabon aanbiedt aan de cassière. Drie verbalisanten hebben de vrouw herkend als medeverdachte [medeverdachte] . [47]
Schakelbewijs
De rechtbank acht bewezen dat het verdachte is geweest die op de data als hierboven besproken bij de [bedrijf] -filialen aan de [straat 8] (Leidschendam), de [straat 3] en de [straat 5] (Den Haag), het [straat 7] (Delft) en de [straat 2] (Rotterdam) goederen ter retournering heeft aangeboden.
De rechtbank acht voorts bewezen dat het verdachte is geweest die (op data als hierboven vermeld) goederen ter retournering heeft aangeboden bij de [bedrijf] -filialen [straat 1] en [straat 6] (te Rotterdam), alsook dat hij betrokken was bij de feiten zoals deze zich bij de [straat 4] (Den Haag) hebben voorgedaan en overweegt hiertoe als volgt.
Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de ook te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de feiten bij de [straat 2] in Rotterdam, de [straat 3] en de [straat 5] in Den Haag, het [straat 7] in Delft en de [straat 8] in Leidschendam kunnen dienen als schakelbewijs voor de feiten zoals deze zich hebben voorgedaan bij de [straat 1] en de [straat 6] in Rotterdam en de [straat 4] in Den Haag, nu sprake is van een herkenbare en zeer specifieke modus operandi. Immers, de werkwijze bij de afzonderlijke feiten komt telkens overeen. In vier gevallen is er door een vrouw en in één geval is door een onbekend gebleven persoon naar het betreffende filiaal gebeld met de vraag of goederen geruild kunnen worden met een bon die door de hond is gescheurd, waarop kort daarna verdachte, en in één geval een vrouw (die herkend is als medeverdachte [medeverdachte] ) in het gebelde filiaal verschijnt die vervolgens goederen ter retournering aanbiedt. In zes gevallen is daarbij een bon overgelegd die bij de streepjescode gescheurd is en in twee gevallen is geconstateerd dat het watermerk ontbrak. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij - en dus niet een vrouw - degene was die naar filialen belde en zijn stem daarbij verdraaide, waardoor het leek alsof er een vrouw belde, acht de rechtbank geenszins aannemelijk. Verdachte heeft geen verklaring gegeven waarom hij zijn stem zou hebben verdraaid en bovendien heeft de rechtbank ter terechtzitting vastgesteld dat verdachte sprak met een zware mannenstem, zodat deze verklaring terzijde wordt geschoven. Temeer nu is gebleken dat met het telefoonnummer van verdachte én zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , de betreffende periode een groot aantal keer naar een filiaal van [bedrijf] (waaronder enkele van de hierboven genoemde filialen) is gebeld. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat medeverdachte [medeverdachte] de vrouw is geweest die steeds, voorafgaand aan de daadwerkelijke komst, naar de filialen van de [bedrijf] belde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest die op genoemde wijze goederen ter retournering heeft aangeboden in de filialen aan de [straat 2] in Rotterdam, aan de [straat 3] in Den Haag en bij het [straat 7] in Delft. Op basis daarvan - en het feit dat verdachte op 19 maart 2017 na een soortgelijke gang van zaken in het filiaal in aan de [straat 8] in Leidschendam is aangehouden - kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het ook verdachte is geweest die bij de filialen aan de [straat 1] en de [straat 6] in Rotterdam goederen ter retournering heeft aangeboden, waarna hij geld heeft ontvangen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die op 16 maart 2017 met kassabon met een scheur erin waarvan de streepjescode niet te lezen was het hoesje van de telefoon ter retournering bij de [bedrijf] aan de [straat 2] in Rotterdam heeft aangeboden en waarvoor aan hem geld is afgegeven. De wijze waarop het telefoonhoesje op 16 maart 2017 is aangeboden vertoont immers zeer sterke gelijkenis met de specifieke handelwijze rondom het aanbieden van de vier schorten op 11 maart 2017 in datzelfde filiaal en met het (telkens) aanbieden van dezelfde soort schorten in de filialen [straat 8] in Leidschendam, [straat 3] en [straat 5] in Den Haag en [straat 7] in Delft.
De rechtbank, in aanmerking genomen hetgeen hierboven is overwogen, acht voorts bewezen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het gebeurde aan de [straat 4] in Den Haag, aangezien verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij degene is geweest die een originele bon heeft gekopieerd op een rol kassapapier die hij thuis had liggen, zodat het er echt uit zou zien en dat hij van de kopieën telkens een stukje af had gescheurd, terwijl vervolgens medeverdachte [medeverdachte] met een dergelijke bon bij het filiaal is verschenen om goederen te retourneren en aldus de beschikking had over een door verdachte geprepareerde kassabon.
(Poging tot) oplichting?
Van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer iemand met het oogmerk om zich (of een ander) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander beweegt tot afgifte van enig goed. Wil er dus in juridische zin van oplichting sprake zijn, dan moet door één of meer van de hiervoor genoemde middelen iemand daadwerkelijk worden bewogen tot afgifte van een goed. Daarbij geldt dat tussen de afgifte van het goed en de hiervoor genoemde middelen een rechtstreeks verband moet bestaan.
Tot de modus operandi behoort het vervalsen van de kassabon door verdachte. Dat door verdachte kassabonnen zijn gedupliceerd en gemanipuleerd om in het verkeer te brengen, levert naar het oordeel van de rechtbank een kunstgreep op. Dat het bewerken of namaken van kassabonnen met het doel daarmee in ruil voor goederen geld te ontvangen wederrechtelijk is, behoeft geen betoog. De omstandigheid dat het, wat daar verder van zij, volgens verdachte hier niet gaat om gestolen schorten, maakt dit niet anders. Nu is komen vast te staan dat er, in elk geval zes maal, is gebeld naar een filiaal met het verhaal dat de kassabon kapot is gemaakt door de hond, gevolgd door het daadwerkelijk naar dat filiaal gaan en om met dat verhaal en met dat bonnetje de spullen aan te bieden, is naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een samenweefsel van verdichtsels. Dat deze oplichtingmiddelen ook geschikt zijn om tot afgifte te bewegen is wel gebleken, aangezien de [bedrijf] ook daadwerkelijk tot afgifte van een geldbedrag is overgegaan, terwijl uit het feit dat telkens aangifte is gedaan van ‘overige horizontale fraude’ blijkt dat dat bij een juiste voorstelling van zaken niet het geval zou zijn geweest. Dat de [bedrijf] wellicht geen intrinsiek nadeel heeft geleden omdat verdachte de schorten en het telefoonhoesje op enig moment aangeschaft zou hebben - hetgeen overigens op basis van onderliggend dossier op geen enkele wijze kan worden vastgesteld - maakt nog niet dat geen sprake is van oplichting. Immers, áls dat al het geval zou zijn heeft verdachte alsnog de oplichtingmiddelen aangewend om geld te verkrijgen waarop hij geen recht had, omdat hij geen originele bon kon overleggen. Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zoals daarvan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, welke samenwerking onmiskenbaar gericht is geweest op voltooiing van de delicten en de wezenlijke bijdragen die zij beiden daaraan hebben geleverd, kan er geen andere conclusie volgen dan dat er sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich onder feit 1 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zes voltooide oplichtingen en dat hij zich onder feit 2 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie pogingen daartoe.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1) hij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2017 tot en met 17 maart 2017 te 's-Gravenhage en Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens met het oogmerk om zichzelf en die ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels:
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 1] en;
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 2] en;
  • [bedrijf] filiaal ‘s-Gravenhage, locatie [straat 3] en;
  • [bedrijf] filiaal ‘s-Gravenhage, locatie [straat 4] en;
  • [bedrijf] filiaal ‘s-Gravenhage, locatie [straat 5] en;
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 6] ;
telkens heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader, met vorenomschreven oogmerk, listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
  • telefonisch contact opgenomen met voornoemde filialen van [bedrijf] en vervolgens medegedeeld dat hij/zij goederen wilde retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en;
  • vervolgens 4 keukenschorten en een telefoonhoesje afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemde filialen van [bedrijf] getoond en;
  • vervolgens telkens aan voornoemde winkelmedewerkers van [bedrijf] een door verdachte gekopieerde/valselijk opgemaakte en beschadigde kassabon getoond/aangeboden en;
  • vervolgens aan voornoemde winkelmedewerker duidelijk gemaakt dat hij/zij, verdachte en zijn mededader, deze keukenschorten en/of dit telefoonhoesje wilde ruilen voor geld,
waardoor [bedrijf] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
2) hij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2017 tot en met 19 maart 2017 te Rotterdam en Delft en Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels:
  • [bedrijf] filiaal Rotterdam, locatie [straat 2] en;
  • [bedrijf] filiaal Delft, locatie [straat 7] en;
  • [bedrijf] filiaal Leidschendam, locatie [straat 8]
te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedragen, met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
  • telefonisch contact heeft opgenomen met voornoemde filialen van [bedrijf] en vervolgens heeft medegedeeld dat hij/zij goederen wilde retourneren maar dat zijn/haar/hun hond de kassabon kapot had gebeten en/of vervolgens heeft gevraagd of dit een probleem zou opleveren en;
  • vervolgens telkens 4 keukenschorten afkomstig van [bedrijf] aan een winkelmedewerker van voornoemde filialen van [bedrijf] heeft getoond en;
  • vervolgens telkens aan voornoemde winkelmedewerker van [bedrijf] een door verdachte gekopieerde/valselijk opgemaakte en beschadigde kassabon heeft getoond/aangeboden en;
  • vervolgens telkens aan voornoemde winkelmedewerker duidelijk heeft gemaakt dat hij/zij, verdachte of zijn mededader, deze keukenschorten wilde ruilen/retourneren voor geld,
en aldus heeft geprobeerd [bedrijf] telkens te bewegen tot afgifte van een geldbedrag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, indien de rechtbank daaraan toekomt, een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte] op een buitengewoon geraffineerde wijze winkelketen [bedrijf] opgelicht. Verdachte heeft een valse bon in elkaar geknutseld, [medeverdachte] heeft het betreffende filiaal gebeld met het verhaal dat de bon door de hond stuk was gebeten en verdachte is vervolgens – op één keer na – naar het betreffende filiaal gegaan om goederen met die valse bon te retourneren. Verdachten hadden maar één doel voor ogen: geld verkrijgen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het bedrijf schade en hinder toegebracht. Bovendien heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt in het vertrouwen dat [bedrijf] in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van verkoop- en retourbonnen, moet kunnen stellen. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, gedateerd 21 maart 2017. Daaruit blijkt dat verdachte reeds veelvuldig - en ook tot gevangenisstraf - is veroordeeld wegens vermogensdelicten, waaronder poging tot oplichting.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 8 maart 2016 en van het voortgangsverslag van de reclassering van 17 maart 2017. Uit deze rapporten komt naar voren dat verdachte een geschiedenis kent van harddrugsgebruik en dat hij op dit moment deelneemt aan de methadonverstrekking van GGZ Bouman, wat hij aan het afbouwen is. Hij is al langere tijd abstinent van middelen, ontvangt een uitkering en heeft een huurwoning waar hij samenwoont met [medeverdachte] .
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 mei 2017. Uit dit advies blijkt, in aansluiting op voornoemde rapporten, dat eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen alsnog zijn tenuitvoergelegd, omdat hij afspraken en voorwaarden niet nakwam. De reclassering verwacht dan ook dat verdachte eventuele nieuwe meldplichtafspraken niet of moeilijk na zal komen. De reclassering adviseert dan ook om aan verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen en conclusies worden gedragen door een inzichtelijke onderbouwing. De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en legt die ten grondslag aan haar oordeel. Gelet op deze conclusies, de ernst, de hoeveelheid en de geraffineerdheid van de feiten, bezien in het licht van het forse en voornamelijk gelijksoortige strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte kennelijk geen lering heeft getrokken uit eerdere veroordelingen, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf een passende en geboden reactie. Gelet op de inhoud van het rapport van de reclassering van 4 mei 2017 zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van deze straf geen bijzondere voorwaarden verbinden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich - blijkens een op de vordering gezette stempel - namens [bedrijf] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 1.267,-.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit, waarbij zij nog heeft opgemerkt dat zij zich voor kan stellen dat de rechtbank de post “tijdsinvestering en overlast van 7 locaties á € 181,- per locatie” zal matigen, aangezien deze post 7 keer is opgevoerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, aangezien niet vast te stellen is door wie de vordering is ingediend, terwijl ook overigens niet zonder nadere toelichting uit de vordering valt af te leiden waaruit het opgevoerde schadebedrag bestaat.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een auto, zal worden verbeurd verklaard, aangezien is gebleken dat verdachte met deze auto naar het filiaal aan de [straat 8] in Leidschendam is gereden en met behulp van de auto aldus een strafbaar feit is gepleegd.
Ten aanzien van de op de op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerpen, te weten vier keukenschorten, heeft de officier van justitie teruggave aan winkelketen [bedrijf] gevorderd.
Ten aanzien van de op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerpen, te weten valse kassabonnen, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze bonnen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen auto bepleit. Ten aanzien van de inbeslaggenomen schorten en de inbeslaggenomen kassabonnen heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Het onder 1 genummerde voorwerp:
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave aan verdachte van de auto. Dat verdachte met deze auto naar het filiaal aan de [straat 8] in Leidschendam is gereden en daar een strafbaar feit heeft begaan, rechtvaardigt nog niet zondermeer dat deze auto, als bijkomende straf, verbeurd wordt verklaard, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
De onder 2 genummerde voorwerpen:
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de vier onder verdachte inbeslaggenomen schorten aan de rechthebbende, te weten winkelketen [bedrijf]
De onder 3 genummerde voorwerpen:
De rechtbank zal de door verdachte valselijk opgemaakte kassabonnen onttrekken aan het verkeer, aangezien met behulp van deze bonnen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze bonnen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 47, 36b, 36d, 57, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals daarvan blijkt uit het vonnis, heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (twee) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is geworden aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van opgelegde de gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de civiele rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt, zullen worden gecompenseerd, in die zin dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten 1 STK Personenauto Volkswagen Polo, kleur: groen, LXXJ40;
gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [bedrijf] , van de op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerpen, te weten 4 x schorten (goednummer 1761145);
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerpen, te weten 2 x kassabon (goednummer 1761151).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. M. van Seventer, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.M.E. Oudshoorn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017077924 en volgnummers, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, basisteam Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 2 t/m 231)
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 9 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 30 en proces-verbaal van aanhouding door burger, blz. 82
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 8
4.Proces-verbaal van aangifte, blz. 18
5.Proces-verbaal van aangifte, blz. 20 en 21
6.Proces-verbaal van aangifte, blz. 16
7.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24
8.Proces-verbaal van aangifte, blz. 22 en 23
9.Proces-verbaal van aangifte, blz. 26 en 27
10.Proces-verbaal van aangifte, blz. 213 en 214
11.Proces-verbaal van aangifte, blz. 14
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 141
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 juli 2017
14.Proces-verbaal van aangifte, blz. 18
15.Proces-verbaal van aangifte, blz. 20 en 21
16.Proces-verbaal van aangifte, blz. 16
17.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24
18.Proces-verbaal van aangifte, blz. 26 en 27
19.Proces-verbaal van verhoor getuige Binda, blz. 42 en 43
20.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 137
21.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 217 en 219
22.Proces-verbaal van bevindingen. blz. 137
23.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] d.d. 21 maart 2017, blz. 110
24.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
25.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 82 en 83
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 30
27.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
28.Proces-verbaal van aangifte, blz. 8
29.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 82 en 83
30.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24
31.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 5 juli 2017
32.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
33.Proces-verbaal van aangifte, blz. 26 en 27
34.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 163
35.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
36.Proces-verbaal van aangifte, blz. 14
37.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 juli 2017
38.Proces-verbaal van aangifte, blz. 14
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 218-219
40.Proces-verbaal van aangifte, blz. 16
41.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 juli 2017
42.Proces-verbaal van aangifte, blz. 20
43.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 218
44.Proces-verbaal van aangifte, blz. 213 en 214
45.Proces-verbaal van aangifte, blz. 22 en 23
46.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 219
47.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 200, Proces-verbaal van bevindingen, blz. 201, Proces-verbaal van bevindingen, blz. 202