ECLI:NL:RBDHA:2017:8381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
C/09/532180 / KG ZA 17-581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren van inschrijvers tegen gunningsbeslissing in aanbesteding voor persoonsgerichte incasso door gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DEURWAARDERSKANTOOR BOUWHUIS & SMIT B.V. (hierna: B&S) tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN, vertegenwoordigd door het ministerie van Veiligheid en Justitie. B&S had bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) met betrekking tot de aanbesteding van gerechtsdeurwaardersdiensten voor persoonsgerichte incasso. De rechtbank heeft vastgesteld dat B&S tijdig had ingeschreven op verschillende percelen, maar dat haar inschrijving niet hoog genoeg was om in aanmerking te komen voor een contract. B&S vorderde intrekking van de gunningsbeslissing en heraanbesteding van de opdracht, met een minimumscore voor haar inschrijving. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de inschrijvingen door het CJIB in overeenstemming was met de aanbestedingsstukken en dat B&S niet aannemelijk had gemaakt dat haar inschrijving onterecht was beoordeeld. De vorderingen van B&S werden afgewezen, evenals de vordering van de interveniënte Syncasso, die ook had ingeschreven op de percelen. De rechtbank benadrukte dat de beoordelingscommissie de inschrijvingen op een objectieve manier had beoordeeld en dat de gunningsbeslissing voldoende gemotiveerd was. B&S werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/532180 / KG ZA 17-581
Vonnis in kort geding van 26 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEURWAARDERSKANTOOR BOUWHUIS & SMIT B.V.,
gevestigd te Hoorn,
eiseres,
advocaat mr. A.H. Klein Hofmeijer te Leiden,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.C.A. Muller te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk ook wel aangeduid als 'B&S', 'de Staat' en 'Syncasso' (in enkelvoud en voor zover gezamenlijk bedoeld).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van de griffier van deze rechtbank van 8 juni 2017;
- de incidentele conclusie tot tussenkomt, subsidiair voeging;
- de antwoordakte van de Staat;
- de akte houdende overlegging producties van de Staat;
- de akte overlegging producties van B&S;
- de brieven van B&S en de Staat van 4 juli 2017;
- de op 5 juli 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door B&S en de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op de zitting hebben B&S en de Staat aanvankelijk bezwaar gemaakte tegen de door de Staat respectievelijk B&S laatstelijk opgestuurde producties. Die bezwaren hebben zij uiteindelijk niet gehandhaafd, zodat daarop niet verder behoeft te worden ingegaan.
1.3.
B&S heeft aan Syncasso verstrekt een afschrift van de dagvaarding, ontdaan van de - volgens haar - bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Syncasso heeft daartegen geprotesteerd. Op de zitting is vervolgens (met Syncasso) afgesproken dat - voor zover moet worden geoordeeld dat de weggelaten gedeelten van de dagvaarding van belang zijn voor de beslissing in het onderhavige geschil - een voortgezette behandeling zal worden bepaald, ter gelegenheid waarvan Syncasso in de gelegenheid zal worden gesteld zich nader uit te laten.
1.4.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst, dan wel voeging

2.1.
Syncasso heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen B&S en de Staat, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben B&S en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de incidentele vordering. Syncasso is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna 'CJIB') - een onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie - int vorderingen van verschillende organisaties/onderdelen van de Rijksoverheid. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst is besloten om de gerechtsdeurwaarderstrajecten van het Centraal Administratiekantoor (CAK), het Zorginstituut Nederland (ZIN), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) centraal bij het CJIB onder te brengen. Beoogd wordt om te gaan werken met een persoonsgerichte incasso, waarbij alle executoriale titels van voornoemde vijf bestuursorganen door het CJIB per debiteur worden aangeboden aan één gerechtsdeurwaarder.
3.2.
Om te komen tot persoonsgerichte incasso heeft het CJIB inmiddels drie aanbestedingsprocedures uitgeschreven. De eerste aanbesteding is door het CJIB ingetrokken. De tweede aanbestedingsprocedure is naar aanleiding van vijf afzonderlijke kort gedingen op last van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingetrokken (vonnissen uitgesproken op 3 september 2015).
3.3.
Op 15 juli 2016 heeft het CJIB op TenderNed de huidige Europese aanbestedingsprocedure "Gerechtsdeurwaardersdiensten Clustering Rijksincasso" aangekondigd. De aanbesteding wordt uitgevoerd conform het Europese regime voor sociale en andere specifieke diensten als bedoeld in artikel 2.38 van de Aanbestedingswet 2012 (hierna 'Aw').
3.4.
Voor zover hier van belang vermeldt (de laatste versie van) het Beschrijvend Document van 17 januari 2017 (hierna 'BD') het volgende:
"Voorwoord
(…)
De aanbesteding bestaat uit 20 Percelen. U wordt uitgenodigd om op basis van dit Beschrijvend Document een Inschrijving in te dienen voor 1 tot maximaal 5 Percelen. Per Perceel worden, afhankelijk van de grootte van dat Perceel, 2 tot 14 Opdrachtnemers gecontracteerd. Hoeveel Opdrachtnemers de Opdrachtgever per Perceel voornemens is te contracteren, is vermeld in paragraaf 1.2.5.
(…)
1.1.5
Doelstellingen van de aanbesteding
Het Programma Clustering Rijksincasso wordt gezien als één van de bouwstenen om vanuit de Rijksoverheid een antwoord te kunnen geven op de maatschappelijke ontwikkelingen en schuldenproblematiek in Nederland. Voor een (groeiende) groep Debiteuren van de Rijksoverheid met multi-problematiek dient een passende aanpak te worden gehanteerd, waarbij richting het Gerechtsdeurwaarderstraject meer wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de Debiteur.
(…)
Met deze aanbesteding wil de Opdrachtgever een concrete bijdrage leveren aan persoonsgerichte incasso. Het per Debiteur bundelen en geclusterd aanbieden van openstaande vorderingen is daarbij slechts een middel en dienend aan de doelstellingen van de aanbesteding. Deze doelstellingen zijn afgeleid van de Rijksincassovisie en de doelstellingen van het programma CRI en als volgt geformuleerd:
Schulden niet onnodig laten oplopen bij Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden (aanbestedingsdoel 1);
Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen (aanbestedingsdoel 2).
De Opdrachtgever zal meerdere Opdrachtnemers contracteren die voldoen aan alle in het Beschrijvend Document gestelde eisen én op grond van hun Inschrijving het beste in staat worden geacht bij te dragen aan het realiseren van bovengenoemde doelstellingen. De gehanteerde Gunningscriteria zijn een vertaling van de doelstellingen van de aanbesteding en gericht op een persoonsgericht en sociaal-maatschappelijk verantwoord incassoproces.
(…)
1.1.6
Motivering samengevoegde Opdracht
(…)
De aan de aanbesteding ten grondslag liggende doelstellingen zijn zwaarwegend en rechtvaardigen dat de vorderingen van de Bestuursorganen worden geclusterd. De eventuele negatieve gevolgen voor de toegang voor kleine en middelgrote gerechtsdeurwaarderskantoren worden in voldoende mate gecompenseerd door de Opdracht op te delen in 20 Percelen. Daarnaast mogen Inschrijvers op maximaal 5 Percelen inschrijven en zullen per Perceel meerdere Inschrijvers worden gecontracteerd, waarbij het aantal Opdrachtnemers wordt afgestemd op het aantal vorderingen dat naar verwachting in het Perceel valt te vergeven. Bij de keuze van het aantal Percelen en het aantal Opdrachtnemers per Perceel is rekening gehouden met de uitkomsten van onder andere een schriftelijke marktconsultatie. Zie voor de verdere uitwerking paragrafen 1.2.4 en 1.2.5.
(..)
1.2.4
Perceelindeling
Aangezien de burger bij deze Opdracht centraal staat is het mogelijk om de Opdracht op te delen in meerdere Percelen, zonder dat daarmee de samenhang wordt geschaad. De Opdrachtgever heeft er voor gekozen om de aanbesteding op te delen in 20 Percelen. De Percelen stemmen overeen met de 19 voormalige arrondissementen binnen Nederland, met één extra Perceel voor Flevoland.
(…)
De keuze voor deze perceelindeling is ingegeven vanuit het Rijksbrede beleid om het midden- en kleinbedrijf de kans te geven werkzaamheden voor de Rijksoverheid uit te voeren. Deze categorie bedrijven werkt veelal regionaal en kan met de gekozen perceelindeling inschrijven op Gerechtsdeurwaarderdiensten binnen hun eigen verzorgingsgebied.
(…)

3.Voorwaarden bij de aanbesteding

Dit hoofdstuk beschrijft welke voorwaarden van toepassing zijn op deze aanbesteding. Door het indienen van een Inschrijving stemt de Inschrijver in met alle voorwaarden - waaronder (maar niet beperkt tot) - de voorwaarden in dit hoofdstuk.

(…)
3.1.4
Inschrijven op maximaal 5 Percelen
Het is toegestaan om op één of op meerdere Percelen in te schrijven, waarbij elke Inschrijver op maximaal 5 Percelen in mag schrijven via Negometrix, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een Inschrijver op meer dan 5 Percelen inschrijft, dan worden al deze Inschrijvingen terzijde gelegd. Er zijn geen restricties voor de Percelen waarop een Inschrijver mag inschrijven; het staat Inschrijver dus vrij om zelf te kiezen op welke Percelen hij gaat inschrijven. Het maximum aantal Percelen dat gegund wordt aan één Opdrachtnemer bedraagt 5.
De Opdrachtgever hanteert deze beperkingen om goede marktwerking te stimuleren met kansen voor het groot, midden- en kleinbedrijf om Percelen te verwerven. De Opdrachtgever streeft naar het contracteren van een substantieel deel van de markt. Het beperken van het aantal Percelen dat aan één Opdrachtnemer kan worden gegund draagt hier in belangrijke mate aan bij. Bijkomende voordelen zijn dat de Opdrachtgever niet afhankelijk wordt van een klein aantal gerechtsdeurwaarderskantoren en dat Inschrijvers naar verwachting zullen inschrijven op Percelen in of nabij hun (primaire) verzorgingsgebied. Dit kan persoonlijk contact tussen de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder vergemakkelijken. Ook biedt de regeling Gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid om regionale kennis te benutten en draagt de regeling bij aan efficiency door het beperken van reistijden.
(…)
3.1.5 Maximaal éénmaal als Inschrijver of onderaannemer inschrijven op een Perceel
Indien een onderneming op een Perceel inschrijft kan dat slechts éénmaal, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een situatie zich voordoet waarin een onderaannemer ook als zelfstandig Inschrijver of in Combinatie heeft ingeschreven, zullen beide Inschrijvingen ongeldig worden geacht.
Indien ondernemingen uit dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24a en 2:24b BW op hetzelfde Perceel inschrijven (hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer) dienen zij op verzoek van de Opdrachtgever te kunnen aantonen dat zij zelfstandig, dat wil zeggen volledig onafhankelijk en zonder wetenschap van het ter zake relevante marktgedrag van de andere ondernemingen uit dezelfde groep, inschrijven danwel als onderaannemer deelnemen aan de Inschrijving. Kan dit door één of meer ondernemingen uit de groep niet worden aangetoond, dan leidt dit tot ongeldigverklaring van de Inschrijving van deze onderneming(en). Verschillende ondernemingen uit een groep mogen uiteraard wel gezamenlijk inschrijven als Combinatie.
(…)
3.1.7
Proactief handelen Inschrijver
Alle informatie zoals opgenomen in dit Beschrijvend Document en de overige Aanbestedingsstukken is naar beste kunnen geleverd en met zorg samengesteld.
Indien een Inschrijver van mening is dat in de Aanbestedingsstukken één of meerdere eisen zijn opgenomen waarvan nakoming onmogelijk of onredelijk bezwarend is, zodat nakoming van deze eis(en) in redelijkheid niet kan worden gevergd, dan dient de Inschrijver dit zo snel mogelijk na de ontvangst van het desbetreffende aanbestedingsdocument gemotiveerd schriftelijk te melden bij de Opdrachtgever. Het is Inschrijvers niet toegestaan dergelijke principiële bezwaren op te houden tot de sluitingsdatum van de eerstvolgende vragenronde (laat staan op te houden tot een nog latere fase van de aanbestedingsprocedure waarin eventuele gebreken niet meer door de Opdrachtgever kunnen worden hersteld).
Datzelfde geldt indien een Inschrijver meent dat verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, of enige bepaling of onderdeel van het Beschrijvend Document of een ander Aanbestedingsstuk onjuist, tegenstrijdig met andere Aanbestedingsstukken, onrechtmatig of op andere wijze onregelmatig is. Ook op die bezwaren dient Inschrijver de Opdrachtgever terstond na de ontvangst van het desbetreffende Aanbestedingsstuk schriftelijk te attenderen.
Indien een Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze pro actief opstelt en de Opdrachtgever aldus niet tijdig op zijn bezwaren heeft geattendeerd, is die Inschrijver niet ontvankelijk in enige (latere) vordering (waaronder ook een vordering tot schadevergoeding) verband houdend met die bezwaren.
Alle in de opdracht geïnteresseerde ondernemingen hebben de mogelijkheid ombinnen 10 dagen na publicatie van Nota van Inlichtingen 6in kort geding bezwaar te maken tegen (delen van) de aanbestedingsdocumentatie, tegen (delen van) de verstrekte informatie en/of tegen enig ander aspect in relatie tot de aanbestedingsprocedure. Het kort geding dient binnen een termijn van10 dagenna bekendmaking van Nota van Inlichtingen 6 (dat wil zeggen uiterlijk op 11 november aanstaande vóór 17.00 uur) door middel van betekening van een dagvaarding aanhangig te zijn gemaakt. Indien u binnen deze termijn van10 dagenen derhalve uiterlijk 11 november 2016 17.00 uur geen kort geding aanhangig heeft gemaakt, gaat de Opdrachtgever ervan uit en mag zij er ook vanuit gaan dat u uw bezwaar niet handhaaft en vervalt uw recht om met betrekking tot uw eventuele bezwaren alsnog in rechte op te komen en/of aan dat bezwaar enige aanspraak in rechte te ontlenen. Voor de goede orde merkt de Opdrachtgever daarbij op dat het aanhangig zijn of maken van een klachtprocedure de 10 dagen termijn niet opschort.
Indien op de voorgeschreven wijze een kort geding aanhangig wordt gemaakt, zal de Opdrachtgever de uitkomst van het kort geding afwachten alvorens een nieuwe inschrijfdatum zal worden bepaald.
De mogelijkheid om een kort geding aanhangig te maken laat het overigens bepaalde in deze paragraaf onverlet. Dit betekent dat het niet is toegestaan om in kort geding (of in een klachtenprocedure) nieuwe bezwaren aan te voeren waarop al eerder tijdens de aanbestedingsprocedure had kunnen en moeten worden geattendeerd. Indien een (potentiële) Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze proactief heeft opgesteld en de Opdrachtgever niet tijdig in de aanbestedingsprocedure op onvolkomenheden, onjuistheden of tegenstrijdigheden heeft geattendeerd, zal de Opdrachtgever in kort geding de Voorzieningenrechter verzoeken de vorderingen op deze grond niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.
(…)
3.1.13
Vertrouwelijkheid
Alle door de Inschrijvers in het kader van deze aanbesteding verstrekte informatie wordt door de Opdrachtgever vertrouwelijk behandeld. (…)
(…)
3.2.3
Karakter termijnen
Tenzij de Aanbestedingsstukken uitdrukkelijk anders bepalen zijn de daarin aan Inschrijvers gestelde termijnen (waaronder die voor het stellen van vragen, het indienen van verzoeken tot inlichtingen, Inschrijvingen en het instellen van vorderingen) fatale termijnen. Bij overschrijding ervan treedt verval van recht in.
(…)

5.Gunningscriteria

Dit hoofdstuk beschrijft de Gunningscriteria en geeft aan welke informatie een Inschrijver moet opleveren en de wijze waarop de Opdrachtgever deze informatie beoordeelt.

De Inschrijvingen worden op grond van twee Gunningscriteria beoordeeld. Tussen de Gunningscriteria hanteert de Opdrachtgever een weging. De gehanteerde Gunningscriteria en de bijbehorende weging staan in onderstaande tabel:
Nr.
Omschrijving
Gewicht
§
G1
Snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden
-
Aangeboden werkwijze en onderbouwing
40%
5.2.1
G2
Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
-
Aangeboden werkwijze en onderbouwing
60%
5.2.2

(…)

5.1
Wijze van beoordelen Gunningscriteria
Om per Inschrijver tot een totaalscore op grond van de Gunningscriteria te komen, worden de volgende twee stappen doorlopen:
Bepalen van de ongewogen score per Gunningscriterium;
Berekenen van de gewogen eindscores.
Deze stappen worden hieronder nader toegelicht:

1.Bepalen van de ongewogen score per Gunningscriterium

Het doel dat de Opdrachtgever met de beoordeling wil bereiken, is dat Inschrijvers die een hoge kwaliteit bieden daarvoor worden beloond.

Beoordelingsteams
Per Gunningscriterium (in paragraaf 5.2.1 en verder zijn de Gunningscriteria nader uitgewerkt) is er een deskundig beoordelingsteam bestaande uit een voorzitter en ten minste 3 beoordelaars. In totaal zijn er twee beoordelingsteams, één voor G1 en één voor G2. Beide beoordelingsteams hebben een voorzitter die de bijeenkomsten van het beoordelingsteam voorbereidt en voorzit. De samenstelling van het beoordelingsteam verschilt voor de twee Gunningscriteria. Het beoordelingsteam kan ten behoeve van de beoordeling van delen van de ingediende informatie het advies inwinnen van (een) interne en/of externe deskundige(n).
Rapportcijfers
De leden van het beoordelingsteam beoordelen per Gunningscriterium eerst individueel de kwaliteit van de door de Inschrijver bij zijn Inschrijving ingediende informatie voor het betreffende Gunningscriterium. Afhankelijk van de kwaliteit van het aangebodene wordt door elk lid van het beoordelingsteam een rapportcijfer gegeven op een schaal van 1 tot 10:
Rapportcijfer
Omschrijving
10
Uitmuntend
9
Heel goed
8
Goed
7
Ruim voldoende
6
Voldoende
5
Onvoldoende
4
Ruim onvoldoende
3
Zwak
2
Slecht
1
Heel slecht
Tijdens een plenaire beoordelingssessie bespreekt het beoordelingsteam de per beoordelaar toegekende rapportcijfers. De individuele beoordelaars hebben daarbij de mogelijkheid om, op basis van de gevoerde discussie, hun rapportcijfers al dan niet bij te stellen. Vervolgens worden de rapportcijfers per Gunningcriterium gemiddeld, waarbij de beoordeling van elk afzonderlijk beoordelingsteamlid even zwaar weegt. Het gemiddelde rapportcijfer wordt niet afgerond (maar kan om praktische redenen wel afgerond worden weergegeven).
(…)
Inschrijvers dienen in hun Inschrijving concreet en ondubbelzinnig te beschrijven wat zij aanbieden (dus niet "we kunnen..." of "we doen mogelijk...", maar "we zullen..." of "we doen..."). Onduidelijkheden in de Inschrijving kunnen leiden tot een lagere beoordeling op de kwalitatieve Gunningscriteria.
(…)

2.Berekenen van de eindscore en omgang met gelijke eindscores

Berekenen van de eindscore
Nadat per Perceel en per Inschrijver voor elk Gunningscriterium een gemiddeld niet-afgerond rapportcijfer is berekend, wordt voor elke Inschrijver de eindscore berekend door de gemiddelde rapportcijfers per Gunningscriterium te vermenigvuldigen met het bijbehorende gewicht en vervolgens deze scores bij elkaar op te tellen. Dit resulteert in een niet-afgerond eindrapportcijfer per Inschrijver en per Perceel. Een voorbeeldberekening van een beoordeling is opgenomen in Bijlage G.
Minimaal rapportcijfer
Inschrijvingen die een niet-afgerond eindrapportcijfer (i.e. een eindscore) behalen lager dan een '6' worden terzijde gelegd (knock-out criterium).
(…)
5.2
Gunningscriteria
De Inschrijvingen worden op grond van de Gunningscriteria beoordeeld, zoals in de paragrafen 5.2.1 en 5.2.2 staat omschreven. Per Gunningscriterium wordt een relatie gelegd met de doelstellingen van de aanbesteding en wordt tevens beschreven welke informatie door Inschrijver moet worden aangeleverd en welk beoordelingskader zal worden gehanteerd.
5.2.1
G1: Snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden
Doel
Met Gunningscriterium G1 ligt de nadruk op het eerste aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: schulden niet onnodig laten oplopen bij Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel beschrijft en onderbouwt de Inschrijver hoe hij snel en betrouwbaar in staat is te herkennen dat een Debiteur geen verhaal (meer) biedt, met als resultaat dat schuldoploop door onnodige ambtshandelingen wordt voorkomen.
De Inschrijver wordt gevraagd onder vragenlijst 4.1.1 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 3 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G1. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
(…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1.
Werkwijze voor een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) biedenEen beknopte omschrijving van dewerkwijzewaarmee u bepaalt of een nieuwe of bestaande Debiteur geen verhaal (meer) biedt. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd in ieder geval aan te geven:
  • Welke kenmerken of criteria voor verhaalbaarheid u hanteert (in aanvulling op de hierboven genoemde kenmerken en criteria),
  • Op welke wijze en volgens welke stappen u de verhaalbaarheid toetst,
  • Op welk moment (of op welke momenten) u deze toets uitvoert,
  • Welke informatie u hierbij gebruikt en welke informatiebronnen u hiervoor raadpleegt,
  • Hoe u 'oneigenlijke' niet-kunners die wél kunnen betalen identificeert en
  • In hoeverre Debiteuren de mogelijkheid wordt geboden om zelf aan te tonen dat zij geen verhaal (meer) bieden.

2.Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijze

Deonderbouwingdie u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat de door u aangeboden werkwijze zal leiden tot een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden, met als resultaat dat onnodige schuldoploop bij deze Debiteuren wordt voorkomen. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, gebruik van relevante (regionale) kennis, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.
(…)
5.2.2
G2: Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
Doel
Met Gunningscriterium G2 ligt de nadruk op het tweede aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen.
Deze doelstelling richt zich op de lastige doelgroep van Debiteuren die niet kwalificeren als 'niet-kunner' (die vallen immers onder G1), maar die ook niet beschikken over de middelen om de vorderingen van de Bestuursorganen - en mogelijk ook van andere schuldeisers - direct (helemaal) te betalen. De mate waarin een Gerechtsdeurwaarder deze doelgroep effectief weet te motiveren om te betalen en Debiteuren daar waar nodig ook weet te ondersteunen, acht de Opdrachtgever een belangrijk kwaliteitscriterium. Dit vereist een persoonsgerichte aanpak waarin de belangen van de Opdrachtgever, de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder zorgvuldig worden gewogen.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel en de daarop gegeven toelichting wordt de Inschrijver gevraagd om onder vragenlijst 4.1.2 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 4 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G2. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1.
Werkwijze voor persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalenEen beknopte omschrijving van dewerkwijzevan incasseren waarmee u voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen, toch een effectief incassoproces weet vorm te geven op basis van een persoonsgerichte aanpak. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd om in ieder geval aan te geven:
  • Welkepersoonsgerichtehandelingen u in welke volgorde verricht (bijvoorbeeld bezoek aan huis, schriftelijke communicatie op passend taalniveau, sms-diensten),
  • Welke technieken of competenties u hierbij inzet (bijvoorbeeld nudging, motiverende gespreksvoering),
  • Welke maatwerkproducten u aan Debiteuren kunt bieden (bijvoorbeeld diverse betalingsregelingen),
  • In welke gevallen c.q. voor welke doelgroep(en) deze maatwerkproducten effectief zijn en
  • Hoe u omgaat met onvoorziene omstandigheden bij de Debiteur (dit kan tot uiting komen als een Debiteur niet voldoet aan de voorwaarden van een met u overeengekomen betalingsregeling, bijvoorbeeld door één of meerdere termijnen niet te betalen omdat de Debiteur een onverwacht grote uitgave moet doen).
Daarnaast vragen wij u een beschrijving te geven van dealgemene dienstverleningdie u aan Debiteuren biedt (bijvoorbeeld budgetcoaching, betaalgemak, bereikbaarheid) voor zover deze ondersteunend is aan de persoonsgerichte handelingen, technieken en producten die u als onderdeel van uw werkwijze heeft benoemd.

2.Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijze

Deonderbouwingdie u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat uw werkwijze, bestaande uit zowel persoonsgerichte handelingen en technieken als algemene dienstverlening, zal leiden tot een effectief incassoproces voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen op basis van een persoonsgerichte aanpak. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, relevante certificering, opleiding en/of ervaring van personeel, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.
(…)
"
3.5.
Tegen de opzet van de aanbesteding zijn binnen tien dagen na de zesde Nota van Inlichtingen twee kort gedingen aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In beide procedures zijn - bij vonnissen van 12 januari 2017 - de bezwaren van de eisende partijen van de hand gewezen en de ingestelde vorderingen afgewezen. Tegen deze vonnissen is geen hoger beroep ingesteld. In de zevende Nota van Inlichtingen heeft het CJIB de inschrijftermijn gesteld op 1 februari 2017.
3.6.
B&S heeft tijdig ingeschreven op de percelen 3 (Amsterdam), 8 (Haarlem), 11 (Flevoland), 12 (Leeuwarden) en 14 (Alkmaar).
3.7.
Interveniënten hebben - afzonderlijk van elkaar - ingeschreven op in totaal achttien verschillende percelen. Bij gunningsbeslissing(en) van 25 april 2017 heeft het CJIB kenbaar gemaakt voornemens te zijn die achttien percelen aan hen te gunnen (de percelen 3, 8 en 14 aan interveniënte sub 1, de percelen 5, 6, 7, 13 en 16 aan interveniënte sub 2, de percelen 1, 2, 4, 15 en 20 aan interveniënte sub 3 en de percelen 10, 11, 12, 18 en 19 aan interveniënte sub 4).
3.8.
Bij brief van 25 april 2017 heeft het CJIB het volgende bericht aan B&S:
"Vervolgens is uw inschrijving beoordeeld aan de hand van de in het Beschrijvend Document opgenomen gunningscriteria. U heeft een eindscore behaald hoger of gelijk aan een '6', echter was uw eindscore niet hoog genoeg om in aanmerking te komen voor een contract op één of meer van de percelen waarop u heeft ingeschreven. In de bijlage vindt u een overzicht van de winnaars van de percelen waarop u heeft ingeschreven met de door hen behaalde scores, alsmede een toelichting op uw eigen scores. Hierbij gelden de volgende aanvullende opmerkingen:

Het beoordelingsteam heeft alle in het beschrijvend document genoemde (sub)elementen bij de beoordeling betrokken;

De voorbeelden die bij de beoordelingsresultaten worden genoemd dienen ter illustratie van het desbetreffende punt en zijn derhalve niet limitatief;

De manier waarop de scores zijn berekend, is niet herhaald in de bijlage. Hiervoor wordt verwezen naar het beschrijvend document, waarin de wijze van berekenen in detail is beschreven.

4.Het geschil

4.1.
Na een nadere nuancering op de zitting vordert B&S, zakelijk weergegeven:
I. intrekking van de gunningsbeslissing van 25 april 2017;
II. heraanbesteding van de opdracht voor wat betreft de percelen 3, 8, 11, 12 en 14, dan wel een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, waarbij de inschrijving van B&S voor wat betreft gunningscriterium G2 (hierna 'G2') minimaal wordt gewaardeerd met het cijfer zeven, dan wel herbeoordeling van de inschrijving van B&S voor wat betreft G2 door een ander onafhankelijk en deskundig beoordelingsteam;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de integrale proces- en nakosten, ook indien haar vorderingen worden afgewezen.
4.2.
Daartoe voert B&S - kort samengevat - het volgende aan.
De op 25 april 2017 kenbaar gemaakte gunningsbeslissing met betrekking tot de inschrijvingen van B&S kan geen stand houden. Allereerst heeft de beoordeling van de inschrijvingen niet correct plaatsgevonden, aangezien daarbij het in het BD aangegeven beoordelingskader is verlaten en aspecten zijn betrokken die niet zijn opgenomen in de aanbestedingsstukken. Voor wat betreft criterium G1 hebben de inschrijvingen van B&S een 9 (niet afgerond) gescoord en voor wat betreft G2 een 6 (niet afgerond), waardoor de eindscore uitkwam op 7,20. Bij een juiste beoordeling zou aan de inschrijvingen van B&S een eindscore van minimaal 7,8 zijn toegekend. Dan zou in ieder geval één perceel aan B&S zijn gegund. Bij een nog hogere score zou zij wellicht in aanmerking komen voor nog meer percelen. Daarnaast is de gunningsbeslissing onvoldoende en onbegrijpelijk gemotiveerd.
4.3.
De Staat en Syncasso voeren gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.
4.4.
Syncasso vordert het CJIB te gebieden de opdracht overeenkomstig de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 aan haar te gunnen en over te gaan tot het sluiten van een overeenkomst ter zake van de percelen 3, 8, 11, 12 en 14 met haar, met veroordeling van B&S in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Syncasso daartoe dat het CJIB op goede gronden voornemens is die percelen aan haar te gunnen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van B&S en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Syncasso hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

Met betrekking tot de vorderingen van B&S
Vooraf
5.1.
In de onderhavige procedure is in feite enkel in geschil de beoordeling van de inschrijvingen van B&S en de motivering van de gunningsbeslissing, doch (telkens) uitsluitend voor zover het G2
"Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het gehele bedrag) kunnen betalen"betreft. Bezwaren tegen het beoordelings
systeem, alsmede de verdere opzet van de aanbestedingsprocedure, kunnen in dit geding niet meer aan de orde komen. Dienaangaande diende - op straffe van verval van recht - uiterlijk binnen tien dagen na de publicatie van de 6e Nota van Inlichtingen een kort geding aanhangig te zijn gemaakt. In een tweetal, binnen die periode aanhangig gemaakte, kort gedingprocedures zijn dergelijke bezwaren ongegrond verklaard. In één van die zaken was B&S overigens betrokken.
Beoordeling
5.2.
Vooropgesteld wordt dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium, zoals hier aan de orde. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft als zodanig nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, mede waar van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Dat klemt te meer nu een 'volle toetsing' er toe zou kunnen leiden, dat vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie van de winnaar(s) van de aanbestedingsprocedure openbaar moet worden gemaakt, wat de rechtmatige commerciële belangen van die winnaar(s) kan schaden en/of afbreuk kan doen aan de eerlijke mededinging.
5.3.
Verder is van belang dat - in geval van een beoordelingssystematiek zoals hier aan de orde - van een inschrijver mag worden verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij de verlangde kwaliteit gaat leveren. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst dan ook niet aan te geven wat nodig is om een maximale score op een criterium te behalen. Alsdan zou iedere innovatie, creativiteit of ieder zelfstandig denkproces bij de inschrijvers worden geëcarteerd. Daaraan is inherent dat een inschrijvende partij de ruimte wordt geboden om op eigen wijze aan te geven hoe hij de gewenste kwaliteit invult. Daardoor wordt hij optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor c.q. in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
5.4.
Voorts moet als uitgangspunt worden genomen dat er in beginsel op mag worden vertrouwd dat de inschrijvingen correct en zorgvuldig worden getoetst door de aangewezen beoordelaars.
5.5.
Met inachtneming van het voorgaande zal hierna worden getoetst of de beoordeling van de inschrijvingen van B&S stand kan houden.
5.6.
Ter zake van G2 diende B&S in haar inschrijving in te gaan op (i) de door haar te hanteren werkwijze en (ii) de onderbouwing van de effecten van die werkwijze. Deze onderdelen betreffen uitdrukkelijk geen subgunningscriteria en kennen geen onderlinge weging. In verband met de samenhang tussen beide aspecten vond een integrale beoordeling plaats, zij het met de volgende kanttekening. De werkwijze diende beknopt - maar wel volledig, concreet en duidelijk - te worden omschreven. Bij voldoening aan laatstgenoemde drie elementen, zal in ieder geval een rapportcijfer 6 worden toegekend. Een hogere score is slechts mogelijk in geval van een deugdelijke onderbouwing van de werkwijze, met dien verstande dat de onderbouwing beter zal worden beoordeeld naarmate specifieker is uitgewerkt hoe de verschillende onderdelen van de werkwijze bijdragen aan een effectief incassoproces voor wat betreft debiteuren die niet direct (het gehele bedrag) kunnen betalen op basis van een persoonsgerichte aanpak.
5.7.
Op zichzelf staat niet ter discussie dat B&S haar werkwijze voor wat betreft G2 volledig, concreet en duidelijk heeft omschreven in haar inschrijving, zodat hieraan minimaal een zes moet worden toegekend. Dit cijfer vormde uiteindelijk ook de eindscore, omdat B&S - volgens het CJIB - haar werkwijze ondeugdelijk heeft onderbouwd. Deze is onvoldoende specifiek uitgewerkt om het effect ervan aan te tonen, aldus het CJIB.
5.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft B&S in het (beperkte) bestek van dit kort geding niet aannemelijk gemaakt dat aan haar inschrijving voor wat betreft G2 een te lage score is toegekend en dat zij in dat verband minimaal een zeven had moeten scoren. Daarvoor is het volgende van belang.
5.9.
Op de zitting is gebleken dat B&S haar aanbieding voor wat betreft G2 heeft uitgewerkt op vier A4'tjes. Hiervan heeft zij er slechts één gebruikt voor de onderbouwing van haar werkwijze en dus drie voor de beschrijving van haar werkwijze, terwijl in het BD - anders dan ten aanzien van de onderbouwing van de werkwijze - uitdrukkelijk is aangeven dat deze beknopt moet worden omschreven. Dit wijst er op dat B&S - anders dan klaarblijkelijk door het CJIB bedoeld - haar werkwijze beknopt heeft onderbouwd. Dat geeft zij in feite ook toe, waar zij in haar dagvaarding - onder 49 - aangeeft dat de effectiviteit van de werkwijze
marginalermocht worden uitgewerkt. Daar komt bij dat is gebleken dat B&S in het kader van haar onderbouwing op verschillende plaatsen - door middel van voetnoten - verwijst naar publicaties, zonder expliciet duidelijk te maken wat de relevantie daarvan is voor (de effectiviteit van) haar werkwijze. Dit laatste had wel van B&S mogen worden verwacht. Zij mocht in ieder geval niet ervan uitgaan dat die relevantie - zonder meer - duidelijk zou zijn voor de leden van de beoordelingscommissie (ongeacht hun deskundigheid) en dat de enkele verwijzing naar die publicaties, zonder nadere toelichting, de meerwaarde van haar inschrijving zou aantonen. Dat klemt te meer nu Syncasso op de zitting onbetwist heeft aangevoerd dat de betreffende publicaties slechts een algemene strekking hebben. Overigens heeft B&S de publicaties ook zonder nadere toelichting in het geding gebracht, zodat de voorzieningenrechter zich evenmin een oordeel kan vormen voor de relevantie ervan.
5.10.
Voor zover B&S heeft willen aanvoeren dat 4 A4'tjes onvoldoende zijn voor de uitwerking van G2, moet daaraan worden voorbijgegaan. Gelet op hetgeen in het BD in paragraaf 3.1.7 (
Proactief handelen Inschrijver)is opgenomen, komt B&S een beroep daarop niet meer toe. Om diezelfde reden kan de stelling van B&S dat in het BD geen nadere uitwerking is gegeven van de
rapportcijfers(dagv. sub 79) haar niet baten.
5.11.
B&S kan niet worden gevolgd in haar stelling dat bij de beoordeling de termen "persoonlijk" en "persoonsgericht" door elkaar zijn gehaald, nu in de gunningsbeslissing wordt aangegeven dat de persoonsgerichte handelingen duidelijker omschreven hadden kunnen worden en uit de toelichting blijkt dat het bezwaar van het CJIB tegen de inschrijving zich in feite enkel richt tegen te beperkte huisbezoeken. Daarvoor is van belang dat het CJIB slechts bij wijze van voorbeeld aangeeft dat de facultatieve huisbezoeken beperkt lijken te zijn en huisbezoeken een wezenlijk onderdeel kunnen uitmaken van persoonsgerichte handelingen, wat overigens ook het geval is bij de werkwijze van B&S. Aangenomen moet worden dat het CJIB met haar opmerking in de gunningsbeslissing over huisbezoeken slechts heeft willen aangeven dat niet duidelijk en concreet is aangegeven door B&S in welke situaties dergelijke bezoeken zullen plaatsvinden en hoe deze kunnen bijdragen aan de effectiviteit van haar werkwijze.
5.12.
De stelling van B&S dat bij de beoordeling van haar inschrijving een niet in de aanbestedingsstukken opgenomen beoordelingsaspect c.q. - criterium is betrokken, kan haar ook niet baten. In dat verband voert zij aan dat de gunningsbeslissing vermeldt dat B&S duidelijker had
kunnen beschrijven in welke gevallen c.q. voor welke doelgroepen de maatwerkproducten effectief zijn, terwijl zij ervan mocht uitgaan dat er slechts één doelgroep is, te weten de debiteuren die niet direct (het gehele bedrag) kunnen betalen. Deze laatste groep vormt echter de totale doelgroep. Daaronder bevinden zich verschillende (sub)doelgroepen ten aanzien waarvan verschillende maatwerkproducten mogen worden verwacht. In het BD is in paragraaf 5.2.2 ook uitdrukkelijk gevraagd om aan die (sub)doelgroepen aandacht te besteden bij de inschrijving. Op deze (sub)doelgroepen heeft voormeld citaat uit de gunningsbeslissing betrekking.
5.13.
Voor zover B&S heeft aangevoerd dat de beoordeling van de inschrijvingen - anders dan mocht worden verwacht op basis van de aanbestedingsstukken - niet anoniem plaatsvond, wordt dat betoog verworpen. Het BD verlangt dat de uitwerkingen van de gunningscriteria worden aangeleverd in een
"anoniem en neutraal format"zonder
"direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera". In de eerste Nota van Inlichtingen is toegelicht dat met dit vereiste is voorgeschreven dat inschrijvers hun inschrijving indienen op
"neutraal papier zonder enige verwijzing naar het kantoor etcetera"waarmee wordt
"geborgd dat de inschrijvingen "blind" worden beoordeeld". Uit de verwijzing naar de woorden "format" en "papier" kan worden afgeleid dat zichtbare verwijzingen naar de inschrijver in de tekst zelf en in de verdere opmaak daarvan (zoals in de koptekst, de voettekst en het logo) moeten worden vermeden. Daarbij moet het dan ook nog gaan om
directherleidbare informatie die achterwege moet worden gelaten. Het strekt te ver om op basis hiervan aan te nemen dat inschrijvers actief bepaalde metadata van het bestand zouden hebben moeten verwijderen of wijzigen, bij gebreke waarvan hun inschrijving ongeldig zou zijn. Indien dat zou zijn vereist, had dit uitdrukkelijk voorgeschreven moeten worden en dat is niet geschied. Daar komt bij dat de blinde beoordeling in de praktijk ook daadwerkelijk is gewaarborgd, nu de leden van de beoordelingscommissie alleen de beschikking hebben gekregen over de tekst van de uitwerkingen in PDF-vorm, terwijl concrete aanwijzingen dat de leden van de beoordelingscommissie hebben getracht de oorspronkelijke auteur van de tekst te achterhalen zijn gesteld noch gebleken.
5.14.
Anders dan B&S stelt, was de beoordelingscommissie niet verplicht om - in geval van onduidelijkheden - de onderbouwing van de werkwijze te verifiëren. In het BD is enkel aangegeven dat de onderbouwing te verifiëren moet zijn. Dat betekent echter niet dat de beoordelingscommissie daartoe verplicht is, noch dat B&S in de gelegenheid had moeten worden gesteld haar inschrijving aan te vullen c.q. te verbeteren. Tegen dit laatste verzetten de fundamentele aanbestedingsregels zich. Het lag op de weg van B&S om haar werkwijze duidelijk, concreet en specifiek te onderbouwen.
5.15.
Mede bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, heeft B&S niet aannemelijk gemaakt dat de leden van de beoordelingscommissie niet deskundig zijn op het gebied van de onderhavige materie.
5.16.
Op grond van het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat de beoordelingscommissie de inschrijving van B&S voor wat betreft G2 in redelijkheid hebben kunnen waarderen met een zes.
Motivering
5.17.
Tussen partijen is op zichzelf niet in geschil dat de in artikel 2.130 Aw voorgeschreven motiveringsplicht betreffende de gunningsbeslissing formeel niet van toepassing is op de onderhavige aanbestedingsprocedure op grond van het bepaalde in artikel 2.39, lid 2, Aw. Dat laat echter onverlet dat het CJIB ook in dit geval - evenals in de gevallen waarin artikel 2.130 Aw wel van toepassing is - gehouden is de inschrijvers te informeren over alle relevante redenen voor de gunningsbeslissing, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving. (zoals ook reeds overwogen in één van de onder 3.5 bedoelde kort gedingvonnissen [kenmerk ECLI:NL:RBDHA:2017:4856]). Dat is immers noodzakelijk om een doeltreffende rechtsbescherming van de betrokken inschrijvers tegen het gunningsbesluit mogelijk te maken. Dat op het CJIB voormelde verplichting rust is overigens tussen partijen niet in geschil. Wel verschillen zij met elkaar van mening over de vraag of de door het CJIB gegeven motivering aan voormelde eisen voldoet. Volgens de Staat is de gunningsbeslissing zelfs uitgebreider gemotiveerd dan waartoe artikel 130 lid 2 Aw verplicht.
5.18.
B&S stelt zich op het standpunt dat het CJIB heeft nagelaten de relatieve voordelen van de winnaars van de betreffende percelen op detailniveau uit te werken, waartoe het - naar haar mening - wel verplicht was. Op de zitting heeft zij die stelling nader toegelicht, in die zin dat zij wil weten waarom de winnaars op bepaalde punten beter hebben gescoord dan zij.
5.19.
Het CJIB heeft in (de separate toelichting op) de gunningsbeslissing de volgende elementen opgenomen: (i) de (niet-afgeronde) scores van B&S op beide gunningscriteria, alsmede haar eindscore, (ii) een toelichting op de door B&S op beide criteria behaalde scores, waarbij zowel positieve als minder-positieve, dan wel niet-positieve aspecten zijn opgenomen, een en ander gerelateerd aan hetgeen in het BD is gevraagd en (iii) de winnaars van de betreffende percelen, alsmede hun scores op beide gunningscriteria en hun eindscores.
5.20.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt daarmee voldaan aan de hiervoor - onder 5.17 vermelde - motiveringsvereisten en rusten op het CJIB geen verdergaande verplichtingen in dat verband (zie ook: Kamerstukken II 2008-2009, 32 027, nr. 3, p. 7 en de door de Staat in zijn antwoordakte, onder 4.14, vermelde jurisprudentie). Dat klemt in de onderhavige aanbestedingsprocedure te meer, nu blijkens de aanbestedingsstukken iedere inschrijving wordt beoordeeld op zijn eigen merites en dus geen sprake is van een relatieve beoordelingswijze (zie bijv. vraag 234 in de tweede Nota van Inlichtingen). Bovendien betreft het een integrale beoordeling, zodat aan een onderlinge vergelijking van de inschrijvingen van de 'winnaars' en 'verliezers' op de afzonderlijke in de beoordeling aangeduide punten een beperkte waarde kan worden toegekend. Ten slotte bevat de uitwerking van de aangeboden werkwijze en onderbouwing bedrijfsvertrouwelijke informatie (wat ook blijkt uit de handelwijze van B&S zelf tijdens deze procedure, die om die reden niet de volledige dagvaarding aan interveniënten heeft verstrekt). Dit beperkt de mogelijkheid om inhoudelijke informatie te verstrekken over de bieding van de 'winnaars'.
Afronding
5.21.
De slotsom is dat de vorderingen van B&S zullen worden afgewezen. In de gegeven omstandigheden, waarbij
de weggelaten gedeelten van de(aan Syncasso verstrekte)
dagvaardingniet van belang zijn voor de beslissing, is een voortgezette behandeling, zoals bedoeld onder 1.3. niet aan de orde.
5.22.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal B&S worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Er bestaat geen aanleiding om - ondanks de afwijzing van de vorderingen - de Staat te veroordelen in de (integrale) proceskosten, zoals gevorderd door B&S. Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI: NL:HR:2010: BL1116).
Met betrekking tot de vorderingen van Syncasso
5.23.
In de stellingen van de Staat ligt besloten dat hij nog steeds voornemens is verdere uitvoering te geven aan de gunningsbeslissingen zoals kenbaar gemaakt in zijn brief van 25 april 2017. Bij die stand van zaken heeft Syncasso geen belang bij toewijzing van haar vordering. Deze zal dan ook worden afgewezen.
5.24.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Syncasso in het kader van haar tegen de Staat gerichte vordering worden veroordeeld in de kosten van de Staat. Deze kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van die vordering extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet B&S in haar verhouding tot Syncasso worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Syncasso was immers te bewerkstelligen dat de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 in stand blijven. Dat doel is bereikt. B&S zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Syncasso, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor wat betreft de door Syncasso gevorderde nakosten wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen daarover is overwogen onder 5.22.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van B&S af;
6.2.
wijst de vordering van Syncasso af;
6.3.
veroordeelt Syncasso voor wat betreft de door haar ingestelde vordering tegen de Staat in de kosten van de Staat, die worden begroot op nihil;
6.4.
veroordeelt B&S in de overige proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van zowel de Staat als Syncasso (telkens) begroot op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
6.5.
verklaart de kostenveroordelingen ten behoeve van de Staat en Syncasso uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
jvl