ECLI:NL:RBDHA:2017:8501
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum kort verblijf voor Marokkaanse vrouw zonder kinderen met familie in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een visum kort verblijf voor een Marokkaanse vrouw, eiseres, die haar aanvraag had ingediend met het doel familiebezoek. De aanvraag werd op 17 juni 2016 door de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, geweigerd. Het bezwaar van eiseres tegen deze weigering werd op 19 oktober 2016 kennelijk ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 13 juni 2017 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de minister ook vertegenwoordigd was.
Eiseres, geboren in 1978, heeft de Marokkaanse nationaliteit en woont bij haar oom in Marokko. De rechtbank overwoog dat verweerder de aanvraag op goede gronden had geweigerd, omdat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij voornemens was het grondgebied van Nederland vóór het verstrijken van het visum te verlaten. De rechtbank stelde vast dat eiseres geen sociale of economische binding met Marokko had, aangezien zij ongehuwd was en geen kinderen had. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat er geen redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiseres om terug te keren naar Marokko.
De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat de weigering van het visum in strijd was met artikel 8 van het EVRM, omdat een kort verblijf visum niet de juiste weg is om familieleven te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat de weigering van het visum niet in de weg staat aan het onderhouden van familiebanden, aangezien de familie van eiseres haar ook in Marokko kan bezoeken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.