ECLI:NL:RBDHA:2017:8589
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kinderopvangtoeslag en de gewerkte uren van een oproepkracht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag (KOT) voor het berekeningsjaar 2014. Eiseres, werkzaam als oproepkracht, had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin het aantal gewerkte uren voor de berekening van de KOT was vastgesteld op 1.059 uren. Eiseres stelde dat bij de berekening ook rekening gehouden moest worden met de uitbetaalde vakantietoeslag, waardoor het totaal aantal gewerkte uren op 1.172 zou komen. De rechtbank oordeelde echter dat de registratie van gewerkte uren, waarbij geen vakantie-uren werden geregistreerd, geen ongerechtvaardigd onderscheid opleverde ten opzichte van werknemers met een vast aantal uren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de parlementaire geschiedenis en de relevante wetgeving, waaronder de Wet kinderopvang en kwaliteitstoezicht peuterspeelzalen (Wkkp) en het Besluit kinderopvangtoeslag. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de KOT terecht had vastgesteld op € 6.161, en dat eiseres een bedrag van € 3.320 moest terugbetalen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.