Op 26 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenvonnis gewezen in een zaak waarin verzoekster een dwangregeling heeft aangevraagd op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) en tevens de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft verzocht op basis van artikel 284 Fw. De verzoekster heeft op 13 juni 2017 een verzoek ingediend, waarbij zij vergezeld was door haar trajectbegeleidster. De verweersters, waaronder Orthocenter en Famed, zijn niet verschenen op de zitting van 25 juni 2017. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet kan worden ingewilligd zonder een correcte verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1, aanhef en sub f Fw. Deze verklaring moet worden afgegeven door een bevoegde instantie of persoon, zoals het college van burgemeester en wethouders of een gemeentelijke kredietbank. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaring die door GKB Den Haag is afgegeven, niet voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om voor 23 augustus 2017 de ontbrekende stukken en een correcte rapportage aan te leveren. De behandeling van de verzoeken is pro forma aangehouden tot 30 augustus 2017, waarbij verzoekster verplicht is om ter terechtzitting te verschijnen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de benodigde informatie is verstrekt.