ECLI:NL:RBDHA:2017:8826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
NL17.1435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige nationaliteit en identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Tanzaniaanse nationaliteit te bezitten, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij in Tanzania is bedreigd vanwege zijn geaardheid. Hij heeft een complexe achtergrond, waarbij hij na het vertrek van zijn moeder naar het Verenigd Koninkrijk in verschillende opvangsituaties heeft geleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris twijfels had over de identiteit van eiser, vooral na informatie van het UK Home Office, waaruit bleek dat eiser ook bekend was als [naam 2] met een andere geboortedatum en Somalische nationaliteit. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij pas later achter zijn ware identiteit is gekomen, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eiser niet in staat was zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.1435

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigden: mr. B. van Beers en mr. J.W. Kreumer).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2017 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. B. van Beers. Tevens zijn verschenen J.B. Rutagengwa, tolk, en [persoon 1] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde van verweerder in de gelegenheid te stellen om een verweerschrift in te dienen. Op 26 april 2017 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 10 mei 2017 heeft eiser daarop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 22 juni 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.W. Kreumer. Tevens is verschenen E.J. Nyembo-Katumbwe, tolk.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag -samengevat weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heet [naam 1] , hij is geboren op [geboortedatum] 1997, bezit de Tanzaniaanse nationaliteit en heeft zijn hele leven in [woonplaats] op Zanzibar, Tanzania, gewoond. Sinds het vertrek van zijn moeder naar het Verenigd Koninkrijk, toen hij jong was, woonde eiser bij haar vriendin [persoon 2] . Eiser is homoseksueel en had op school een liefdesrelatie met een jongen genaamd [persoon 3] . Nadat eiser en [persoon 3] door een leraar op heterdaad waren betrapt is eiser geschopt, geslagen en met een mes in zijn zij gestoken. Eiser kon vluchten, zwierf vervolgens ongeveer een week op straat, is naar Kampala in Oeganda gegaan. Ook heeft hij zes maanden in Dar es Salaam, Tanzania, op straat geleefd alvorens hij naar Zanzibar terugkeerde. Daar is hij bedreigd door [persoon 2] en toen hij naar buiten rende is hij tegen een hem onbekende man aangelopen die zei dat hij hem kon helpen bij de hereniging met zijn moeder. De man nam hem mee naar zijn huis en de volgende dag is hij met hem uit Zanzibar vertrokken. De man zei dat hij hem naar het Verenigd Koninkrijk zou brengen, maar hij kwam aan in Nederland.
2. Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende twee relevante elementen onderscheiden:
  • De identiteit en nationaliteit (en herkomst) van eiser;
  • Eiser heeft verklaard dat hij homoseksueel is en een relatie had met [persoon 3] .
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gestelde herkomst van eiser uit Tanzania geloofwaardig geacht, maar zijn gestelde Tanzaniaanse identiteit en nationaliteit niet. Verweerder heeft hiertoe onder meer overwogen dat twijfel is ontstaan over de door eiser opgegeven identiteit en nationaliteit, nu uit door het UK Home Office in het kader van een overnameverzoek verstrekte gegevens is gebleken dat eiser aldaar bekend is als [naam 2] , geboren op [geboortedatum] 1994, van Somalische nationaliteit, dat hij onder opgaaf van deze gegevens in 2008 een aanvraag om toegang tot het Verenigd Koninkrijk heeft ingediend en dat hij daarbij een Somalisch paspoort heeft overgelegd. Omdat verweerder in het bestreden besluit geen geloof heeft gehecht aan de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser, heeft verweerder geen aanleiding gezien om zijn asielrelaas te beoordelen op inwilligbaarheid. Volgens verweerder heeft eiser voorts de minister misleid over zijn identiteit en nationaliteit en heeft hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, vernietigd of zich daarvan ontdaan. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder c en d van de Vw 2000. Wegens het ontbreken van een zienswijze heeft verweerder in het bestreden besluit volstaan met een verwijzing naar het voornemen dat daaraan vooraf ging.
4. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en voert daartoe -samengevat- het volgende aan. Het bestreden besluit is volgens eiser in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, nu dit is uitgebracht zonder voorafgaand contact met zijn gemachtigde en zonder dat er een fatale termijn is gesteld voor het indienen van de zienswijze. Eiser stelt verder dat de door het UK Home Office verstrekte persoonsgegevens wel degelijk de juiste zijn en dat hij inderdaad [naam 2] is, geboren op [geboortedatum] 1994 en van Somalische nationaliteit. Dat eiser dit niet eerder naar voren heeft gebracht mag verweerder hem niet aanrekenen. Eiser is pas nadat het contact met zijn moeder was hersteld achter zijn ware identiteit en nationaliteit gekomen. Daarvoor is hij uitgegaan van de persoonsgegevens die hem door de vriendin van zijn moeder, die niet van de juiste persoonsgegevens op de hoogte was, zijn verstrekt. De moeder van eiser verblijft in het Verenigd Koninkrijk en is daar genaturaliseerd. De moeder van eiser heeft aangegeven dat eiser, in weerwil van de gegevens die door het UK Home Office zijn verstrekt, nooit een paspoort heeft gehad. Eiser wijst er in dit verband op dat het door het UK Home Office opgegeven paspoortnummer, [paspoortnummer] , is opgebouwd uit de initialen van eiser en zijn geboortedatum. Volgens eiser is dit geen geldig paspoortnummer, wat onderbouwt dat hij nooit een paspoort heeft gehad. De moeder van eiser heeft zijn gemachtigde verder verteld dat zij jaren geleden noodgedwongen haar land heeft moeten verlaten, dat zij eerst onder andere met eiser in opvangkampen van de VN heeft verbleven om uiteindelijk via een smokkelroute naar het Verenigd Koninkrijk te gaan alwaar zij asiel heeft aangevraagd. Het was voor eisers moeder toen niet mogelijk om eiser mee te nemen. Zij heeft hem daarom achtergelaten bij een vriendin, met de bedoeling hem later via gezinshereniging naar het Verenigd Koninkrijk te laten komen. Ter onderbouwing heeft eiser een formulier overgelegd dat zijn moeder bij de asielaanvraag in het Verenigd Koninkrijk heeft ingevuld. Hierop staat onder andere de naam van eiser. Verder blijkt uit dit formulier volgens eiser dat zijn ouders de Somalische nationaliteit hebben. Eiser zelf heeft hierdoor ook de Somalische nationaliteit. Eiser heeft tevens enkele door zijn moeder verstrekte stukken aangaande de gezinsherenigingsprocedure overgelegd, te weten de aanvraag, de beslissing en een brief van de rechtbank. De reden voor afwijzing van deze aanvraag was volgens eiser niet dat de gezinsband ongeloofwaardig of onvoldoende onderbouwd werd geacht, maar had te maken met het niet voldoen aan overige vereisten. De moeder van eiser heeft aangegeven dat zij niet alleen bereid is om onder ede op zitting te getuigen, maar ook om mee te werken aan een DNA-test. Namens eiser heeft zijn gemachtigde onderzoek ingesteld bij de UNHCR. De UNHCR heeft eiser echter niet kunnen vinden in hun registratiesystemen. Verder is er door eisers moeder en gemachtigde veelvuldig contact geweest met het UK Home Office om te proberen een kopie van het dossier van eiser te verkrijgen. In dit dossier zou onder meer een kopie moeten zitten van de DNA-test die toentertijd is gedaan en van het paspoort dat bij de ambassade zou zijn overgelegd. Tot op heden is het echter niet gelukt om een kopie van het dossier te krijgen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De stelling van eiser dat verweerder onzorgvuldig zou hebben gehandeld door niet een laatste termijn te stellen voor het indienen van een zienswijze kan de rechtbank niet volgen. Verweerder heeft in april 2016 uitstel verleend voor 6 weken. Op 1 juli 2016 heeft de gemachtigde verweerder laten weten dat zij uiterlijk 9 augustus 2016 een zienswijze zou indienen. Dat de gemachtigde dit heeft nagelaten komt voor haar rekening en risico. Dat verweerder na 9 augustus 2016 niet op korte termijn een besluit heeft genomen maakt niet dat verweerder de gemachtigde had dienen te informeren over zijn besluitvorming in april 2017 en dat verweerder de gemachtigde er op had moeten wijzen dat er nog steeds geen zienswijze was ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om een zienswijze in te dienen. De gemachtigde heeft hier niet tijdig gebruik van gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de door eiser ten tijde van zijn aanvraag opgegeven Tanzaniaanse identiteit en nationaliteit ongeloofwaardig zijn.
5.3.
De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser tegenstrijdige verklaringen over zijn gestelde identiteit en nationaliteit heeft afgelegd. In de besluitvormingsfase heeft eiser verklaard dat hij [naam 1] is, geboren op [geboortedatum] 1997 en van Tanzaniaanse nationaliteit. Nadat eiser in de besluitvormingsfase is geconfronteerd met het feit dat hij blijkens de door het UK Home Office verstrekte informatie in 2008 onder opgaaf van de Somalische nationaliteit en een andere naam en geboortedatum, en op vertoon van een Somalisch paspoort, toegang tot het Verenigd Koninkrijk had verzocht, heeft hij dit eerst ontkend. In de beroepsfase heeft eiser vervolgens alsnog gesteld dat hij de Somalische nationaliteit bezit en dat de door het UK Home Office verstrekte persoonsgegevens de juiste zijn.
5.4.
Eisers standpunt dat verweerder hem de tegenstrijdige verklaringen omtrent zijn identiteit en nationaliteit niet mag aanrekenen, omdat hij pas nadat het contact met zijn moeder was hersteld achter zijn ware identiteit en nationaliteit is gekomen en omdat hij daarvoor is uitgegaan van de onjuiste persoonsgegevens die hem door de vriendin van zijn moeder waren verstrekt, slaagt niet. Blijkens een brief van het Verenigd Koninkrijk van 11 maart 2015 heeft eiser op 13 maart 2008 in persoon in Kampala een aanvraag om gezinshereniging met zijn moeder ingediend, waarbij hij heeft opgegeven dat hij [naam 2] is, geboren op [geboortedatum] 1994, van Somalische nationaliteit. Dat eiser destijds nog jong was en dat hem daarom niet mag worden verweten dat hij niet meer weet dat hij destijds bij de ambassade in Kampala is geweest, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Verweerder overweegt niet ten onrechte dat niet voorstelbaar is dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag in Nederland geen weet meer had van de personalia die in 2008 bij de aanvraag om gezinshereniging zijn opgegeven. Daarbij overweegt verweerder niet ten onrechte dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat zijn moeder hem in Zanzibar drie à vier keer gedurende een à twee maanden heeft bezocht, voor het laatst drie à vier jaar geleden, en dat zij daarbij hebben gesproken over de mogelijkheid voor eiser om naar het Verenigd Koninkrijk te gaan. De beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder terecht de door eiser in beroep overgelegde stukken onvoldoende heeft geacht om zijn gestelde Somalische identiteit en nationaliteit te onderbouwen. De rechtbank overweegt daartoe dat de omstandigheid dat eisers naam wordt genoemd op het aanvraagformulier van zijn (gestelde) moeder en op de stukken met betrekking tot de gezinsherenigingsprocedure hiertoe onvoldoende is nu daarin geen identificerende gegevens met betrekking tot eiser zijn opgenomen en nu brondocumenten ontbreken.
Verweerder overweegt voorts niet ten onrechte dat, zelfs als van de biologische band tussen eiser en [persoon 1] kan worden uitgegaan, hieruit niet automatisch volgt dat eiser net als zij de Somalische nationaliteit bezit. Dat de biologische band tussen eiser en zijn moeder in het kader van de gezinsherenigingsaanvraag in het Verenigd Koninkrijk mogelijk al middels een DNA-onderzoek is vastgesteld (hetgeen eiser niet heeft onderbouwd) is daarmee niet relevant voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers gestelde Somalische identiteit en nationaliteit. De rechtbank is voorts van oordeel dat, gezien het hiervoor overwogene, aan de verklaringen van [persoon 1] niet de waarde gehecht kan worden die eiser voorstaat.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat, nu eiser de gestelde Tanzaniaanse noch Somalische identiteit en nationaliteit aannemelijk heeft gemaakt, het voor verweerder niet mogelijk is eisers asielrelaas te toetsen.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Gelet op eisers tegenstrijdige verklaringen over zijn identiteit en nationaliteit en het feit dat hij daarvoor geen voldoende verklaring heeft gegeven, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser de minister over zijn identiteit en nationaliteit heeft misleid. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat de informatie verstrekt aan verweerder door de UK Home Office op eiser betrekking heeft. Immers uit de overgelegde e-mail correspondentie tussen verweerder en de UK Home Office blijkt dat de informatie uit het Verenigd Koninkrijk gebaseerd is op dactyloscopische gegevens van eiser. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht er van uit is gegaan dat eiser ten behoeve van zijn gezinsherenigingsaanvraag van een paspoort gebruik heeft gemaakt. Nu eiser dit paspoort in Nederland niet heeft overgelegd en gelet op het ontbreken van enig ander identificerend document heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.