In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door K. van de Wetering, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om loondispensatie van 58,40% toe te kennen voor een werknemer die onder de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) valt. Eiseres betoogde dat de toegepaste Dariuz-methodiek niet de werkelijke arbeidsprestaties van de werknemer weerspiegelt en dat verweerder ten onrechte deze methodiek had gekozen in plaats van de UWV-methodiek, die volgens eiseres een beter beeld geeft van de arbeidsprestaties.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en geoordeeld dat de keuze voor de Dariuz-methodiek gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige, die de loonwaarde had vastgesteld, gecertificeerd was in het gebruik van de Dariuz-methodiek en dat de procedure voor het bepalen van de loondispensatie adequaat was gevolgd. De rechtbank heeft ook de rol van de regionale Werkbedrijven en de validatie van loonwaardemethodieken besproken, en geconcludeerd dat de Dariuz-methodiek een gevalideerde methodiek is die door de arbeidsmarktregio Rijnmond wordt gehanteerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde loonwaarde en dat de loondispensatie van 58,40% terecht was toegekend. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.