ECLI:NL:RBDHA:2017:9012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor andere functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser, die zich op 6 maart 2014 ziek had gemeld. Eiser, die laatstelijk als ijzervlechter werkte, had nek- en armklachten en later ook psychische klachten. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering per 3 maart 2016, omdat eiser volgens hen niet meer geschikt was voor zijn eigen werk, maar wel voor andere functies. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv werd aangenomen.

Tijdens de zitting op 9 maart 2017 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank schorste het onderzoek voor een nadere reactie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b). Na het sluiten van het onderzoek op 2 mei 2017, heeft de rechtbank de medische beoordeling van het Uwv getoetst. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) correct waren. Eiser had geen nieuwe medische gegevens ingebracht die een andere conclusie rechtvaardigden.

De rechtbank oordeelde dat de functies die aan eiser waren voorgehouden, qua functiebelasting voldeden aan de in de FML vastgelegde medische belastbaarheid. Eiser was in staat om de werkzaamheden te verrichten die aan deze functies waren verbonden. Aangezien eiser met het vervullen van deze functies een inkomen kon verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit van 0% opleverde, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. H.M.D. de Jong, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2017.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7169

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2017 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.M. Voogt),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

verweerder
(gemachtigde: mr. R.A.C. Rijk).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 3 maart 2016 geweigerd.
Bij besluit van 9 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden zijn later aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. Eiser is verschenen, vergezeld door een nicht en bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is de heer B.P. Butter, tolk in de Turkse taal verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst voor een nadere reactie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b).
Op 24 maart 2017 heeft verweerder gereageerd.
Op 30 maart 2017 heeft eiser een reactie gegeven.
Nadat partijen daarvoor schriftelijk toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek op 2 mei 2017 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser, laatstelijk werkzaam geweest als ijzervlechter bij [B.V. X] voor gemiddeld 20,75 uren per week, heeft zich op 6 maart 2014 ziek gemeld met nek- en rechterarm klachten. Later zijn er psychische klachten ontstaan. Hij ontving op het moment van ziekmelden een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Aan eiser is na deze ziekmelding een ZW-uitkering toegekend.
2. Het primaire besluit berust op het standpunt dat eiser op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van zijn eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor hem geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder 0 %, dat wil zeggen minder dan 35%, waarmee eiser niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Dit besluit is gehandhaafd bij het bestreden besluit.
3. Eiser is het niet eens met dit besluit en heeft hiertoe -kort samengevat- aangevoerd dat de beperkingen ernstiger zijn dan verweerder thans aanneemt. Voorts is het verkeerde maatmanloon gehanteerd en kan eiser de geduide functies niet verrichten.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat de beroepsgrond dat het verkeerde maatmanloon is gehanteerd geen bespreking behoeft nu eiser deze grond ter zitting heeft ingetrokken.
5.1
In het kader van zijn aanvraag is eiser uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts op 26 januari 2016, waar hij psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht en hierbij kennis genomen van een brief van de huisarts van 26 maart 2014, een brief van de radioloog van 20 maart 2014 en een brief van de psychiater van 10 juni 2015. De verzekeringsarts heeft bij eiser geobjectiveerde ziektebeelden op psychisch terrein gezien. Derhalve acht zij eiser beperkt voor wat betreft het persoonlijk- en sociaal functioneren en voor werktijden. Voorts acht de verzekeringsarts eiser beperkt ten aanzien van nekbelasting. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
5.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiser aangevoerde bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres tijdens de hoorzitting op 25 mei 2016 gezien en eiser psychisch geobserveerd en een lichamelijk onderzoek verricht. Tevens heeft deze arts dossierstudie verricht. De verzekeringsarts b&b heeft voorts informatie verkregen van de behandelend psychiater van 18 mei 2016. Uit zijn rapport van 26 juli 2016 blijkt dat de verzekeringsarts b&b tot de conclusie is gekomen dat de schatting in de FML overeenkomt met zijn bevindingen. Hij heeft in de ingebrachte medische gegevens geen aanleiding gezien om de medische problematiek anders in te schatten dan de verzekeringsarts heeft gedaan. Hij is het eens met de vastgestelde FML.
6.1
De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder met betrekking tot de geschiktheid van eiser voor de geduide functies per de datum in geding (3 maart 2016) juist is.
6.2
Met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen redenen gevonden om te oordelen dat het medisch onderzoek zoals vermeld onder 5.1 en 5.2 onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van eiser niet juist zijn vastgelegd in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiser. Uit zijn rapport blijkt dat hij de klachten van eiser in samenhang met de bijbehorende informatie van de specialist en de huisarts heeft meegewogen en heeft vertaald naar de FML. Eiser heeft in beroep geen medische gegevens in het geding gebracht voor het aannemen van meer beperkingen.
7. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiser de functies productiemedewerker (sbc-code 111180), samensteller kunststof-en rubberindustrie (sbc-code 271130) en productiemedewerker metaal en electro-industrie (sbc-code 111171) geduid. Als reserve is de functie medewerker tuinbouw geselecteerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft de functies heroverwogen en geschikt bevonden met uitzondering van de reserve functie medewerker tuinbouw. Hij heeft deze functie laten vervallen omdat eiser beperkt is ten aanzien van achterover buigen en dit in de functie voorkomt.
8 Ter zitting is namens eiser onder meer aangevoerd dat ten aanzien van de functie assembleur niet kan worden vastgesteld of deze geschikt is. Blijkens de functiebeschrijving wordt zowel gebruik gemaakt van elektrische als handmatige pallettrucks. Voor zover het gaat om een pallettruck die niet elektrisch is, moet deze handmatig omhoog gepompt worden om deze te kunnen verplaatsen. Voorts is namens eiser naar voren gebracht dat in de functie assembleur 900 keer per uur 40 centimeter 900 keer 60 centimeter dient te worden gereikt. Hiervan uitgaande moet er gemiddeld toch 1800 keer 50 centimeter gereikt worden. Omdat volgens de functionele mogelijkheden lijst 1200 maal normaal is, is het de vraag of een dergelijke belasting van eiser gevergd mag worden, aldus de gemachtigde van eiser. Ondanks de omstandigheid dat eiser weet dat hij op het item reiken niet beperkt wordt geacht, betwist hij de geschiktheid van de functie vanwege de overschrijding ten opzichte van een normale belasting.
9. Wat betreft de functieduiding stelt de rechtbank vast dat de arbeidsdeskundige aan eiser functies heeft voorgehouden die qua functiebelasting voldoen aan de in de FML vastgelegde medische belastbaarheid. Ook de functie assembleur is geschikt voor eiser. Eiser heeft immers geen beperking op het item reiken. De rechtbank verwijst voorts naar bijlage C van het rapport van de arbeidsdeskundige b&b waar, anders dan eiser stelt, wel een motivering is gegeven op de items duwen en trekken. Voorts verwijst de rechtbank naar de brief van 24 maart 2017, gegeven op basis van het antwoord van de arbeidsdeskundig analist die de assembleurs aanstuurt, waar verweerder nader heeft gemotiveerd hoe in de montage gebruik wordt gemaakt van een handpompwagen en derhalve de functie assembleur passend is te achten. De rechtbank heeft geen grond voor een ander oordeel. Voor zover sprake is van signaleringen in de aan de schatting ten grondslag liggende functies, is thans toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies ondanks de signaleringen toch geschikt zijn voor eiser. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat eiser in staat is de werkzaamheden die zijn verbonden aan deze functies te verrichten.
10. Aangezien eiser met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 0 % bedraagt, heeft verweerder eiser terecht uitkering op grond van de Wet WIA geweigerd.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.D. de Jong, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.