Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 juli 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens inhoudende (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) eis in reconventie;
- het tussenvonnis van 9 november 2016 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de akte overlegging producties van de zijde van [A] , met producties;
- het B16 formulier van de zijde van [B] , met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2017.
Op 26 maart jongstleden heb ik, in uw bijzijn, een bespreking gevoerd met de heer [X] inzake het verlenen van een volmacht aan u en het opstellen van een testament door genoemde heer [X] . Desgevraagd gaf de heer [X] aan dat u aanwezig kon zijn bij dit gesprek.
Op 7 april was u wederom aanwezig bij het gesprek dat ik had met de heer [X] . Hij gaf toen aan dat er een nieuw levenstestament opgesteld moest worden, maar dat het testament waarbij u als enig erfgenaam en executeur werd aangewezen, in stand kon blijven.”
Afstammelingen
3.Het geschil
in conventie
- de veroordeling van [A] tot betaling, binnen één week na het wijzen van het vonnis, van het door hem ten onrechte van de bankrekening opgenomen bedrag van € 14.336,69, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
- de afgifte en levering, binnen één week na het wijzen van het vonnis, van de gehele inboedel en persoonlijke spullen / bezittingen die aanwezig waren op 15 april 2016 in de woning van [X] , onder straffe van een dwangsom;
- de veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
in conventie
Eigenhandig door de erflater geschreven en getekende testamenten, die niet bij een notaris zijn gedeponeerd, moeten, behoudens in de wet aangegeven noodgevallen, niet worden toegelaten.” In het voorlopig verslag is daaraan toegevoegd dat bij erkenning van niet bij een notaris gedeponeerde handgeschreven testamenten “
de daaruit voor de rechtszekerheid voortvloeiende nadelen zo ernstig zijn, dat het duidelijk is, dat de Minister terecht depot blijft verlangen, nu het Centraal Testamentregister blijkt te voldoen.” (Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, Van der Burght c.s., p. XXX-XXXII)
daar het in het tegenwoordige recht betwist is of een testament geldig verleden kan zijn, wanneer de erflater voor de tekening overlijdt, is deze vraag in het ontwerp tot oplossing is gebracht. De voltooiing vereist de ondertekening van de erflater of de opneming van diens verklaring, dat hij verhinderd is te ondertekenen.”