ECLI:NL:RBDHA:2017:9210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
SGR 16/4985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invordering van verbeurde dwangsommen wegens overtreding van vergunningvoorschriften geluid door een inrichting voor het aanvoeren en verwerken van metalen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [B.V. X] en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. De zaak betreft de invordering van verbeurde dwangsommen van € 10.000,- door de gemeente, omdat eiseres vergunningvoorschriften met betrekking tot geluidsoverlast zou hebben overtreden. Eiseres had eerder een vergunning verkregen voor haar activiteiten, maar na metingen bleek dat de geluidsnormen op twee data waren overschreden. Eiseres heeft tegen de invordering van de dwangsommen beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de metingen onterecht waren uitgevoerd en dat de meetmethoden niet voldeden aan de geldende richtlijnen. De rechtbank heeft de deskundigenrapporten van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) in haar overwegingen betrokken. De rechtbank oordeelde dat de metingen op 11 februari 2015 niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen dwangsom was verbeurd op die datum. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente voor zover het de invordering van de dwangsom op 11 februari 2015 betrof. De rechtbank herstelde het primaire besluit en droeg de gemeente op het griffierecht en de proceskosten van eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/4985

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 augustus 2017 in de zaak tussen

[B.V. X] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. van der Hulle),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.E. in ‘t Veld).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder bij eiseres een bedrag van € 10.000,- aan verbeurde dwangsommen ingevorderd.
Bij besluit van 4 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) als deskundige benoemd. De StAB heeft op 9 januari 2017 een deskundigenbericht uitgebracht. Eiseres en verweerder hebben hierop gereageerd. De StAB heeft op 30 juni 2017 een aanvullend deskundigenbericht uitgebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [persoon A] , vergezeld van [persoon B] , werkzaam bij eiseres, [persoon C] , werkzaam bij [v.o.f. Y] en [persoon D] , werkzaam bij [B.V. Z] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [persoon E] en [persoon F] , allen werkzaam bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. Namens de StAB zijn verschenen [persoon G] en [persoon H] .

Overwegingen

1.1
Eiseres drijft een inrichting voor het aanvoeren, sorteren, verkleinen, op- en overslaan en afvoeren van metalen aan de [adres] te [plaats] . Bij besluit van 4 februari 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de rechtsvoorganger van eiseres een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten van de inrichting (de vergunning). De vergunning wordt thans als een omgevingsvergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangemerkt. In voorschrift 8.1.2 van de vergunning is – voor zover van belang – opgenomen dat het maximale geluidsniveau (LAmax) gedurende de dagperiode (07:00-19:00 uur) ter hoogte van referentiepunt Noord (nummer 5, op een beoordelingshoogte van 5 meter) 77 dB(A) mag bedragen, ter hoogte van referentiepunt West (nummer 9, op een beoordelingshoogte van 5 meter) 78 dB(A) mag bedragen en ter hoogte van referentiepunt woning [straatnaam] (nummer 10b op een beoordelingshoogte van 10 meter) 64 dB(A) mag bedragen.
1.2
Bij besluit van 7 mei 2014 heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, omdat was geconstateerd dat eiseres vergunningvoorschrift 8.1.2 had overtreden. Eiseres is gelast binnen één dag na verzending van het dwangsombesluit herhaling van de overtreding van dit vergunningvoorschrift te voorkomen. De hoogte van de dwangsom is bepaald op € 5.000,- per overtreding met een submaximum van € 20.000,- per dag (vier overtredingen) en een totaalmaximum van € 80.000,- Bij besluit van 8 december 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het dwangsombesluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen geen beroep ingesteld, zodat dit besluit in rechte vast staat.
2.1
Bij het primaire besluit – gehandhaafd bij het bestreden besluit – heeft verweerder een bedrag van € 10.000,- aan van rechtswege verbeurde dwangsommen ingevorderd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat uit akoestisch onderzoek blijkt dat vergunningvoorschrift 8.1.2 op 11 februari 2015 en op 12 maart 2015 is overtreden. Er is daarom tweemaal een dwangsom van € 5.000,- verbeurd.
2.2
Verweerder heeft de overtredingen op de volgende wijze vastgesteld. In de periode van 3 februari 2015 tot 27 maart 2015 zijn door [B.V. W] onbemande geluidmetingen uitgevoerd. Uit praktische overwegingen (bevestiging en stroomtoevoer) is niet exact gemeten op de in vergunningvoorschrift 8.1.2 voorgeschreven referentiepunten noord (nummer 5) en west (nummer 9) maar op de tussenliggende punten noordwest (meetpunt 1) en woningen [straatnaam] (meetpunt 2). De meting op meetpunt 2 is op een hogere positie uitgevoerd dan in vergunningvoorschrift 8.1.2 is opgenomen, namelijk op het dak van de woning [adres woning] in plaats van op het balkon van de hoogste verdieping. De resultaten van de metingen zijn vastgelegd in het akoestisch onderzoek V1 van 11 juni 2015 (het akoestisch onderzoek).
2.3
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat in de meetperiode op meetpunt 2 zes overschrijdingen van het maximale geluidsniveau zijn gemeten. Drie daarvan betreffen een overschrijding van 1 dB(A), één overschrijding bedraagt 2 dB(A) en de andere respectievelijk 3 en 5 dB(A). Gelet op mogelijke onnauwkeurigheid van de metingen en omdat meetpunt 2 hoger is dan in vergunningvoorschrift 8.1.2 is opgenomen, kan met zekerheid worden gesteld dat sprake is van een overtreding indien het gemeten niveau meer dan 2 dB(A) hoger is dan de voorgeschreven waarde. Op meetpunt 1 zijn 26 overschrijdingen gemeten. Vijf betreffen een overschrijding van slechts 1 dB(A), de overige 21 gemeten overschrijdingen betreffen 2 of meer dB(A).
2.4
Verweerder heeft uit een door eiseres overgelegde notitie van [v.o.f. Y] van 12 oktober 2015 afgeleid dat het maximale geluidsniveau ter plaatse van meetpunt 1 significant hoger kan zijn dan ter plaatse van de referentiepunten 5 en 9 van vergunningvoorschrift 8.1.2. Dit komt doordat er gedeeltelijk geen terreinafscheiding of geluidsscherm aanwezig is bij de in- en uitrit en omdat de wel aanwezige bescherming gedeeltelijk lager is dan de rest van de terreinafscheiding. Verweerder heeft hieruit geconcludeerd dat meetpunt 1 niet juist is gesitueerd om voor alle activiteiten de relatie met meetpunt 2 aan te tonen. De metingen op meetpunt 1 moeten daarom buiten beschouwing worden gelaten.
2.5
Uit het akoestisch onderzoek blijkt verder dat op meetpunt 2 op 11 februari 2015 (om 15:55 uur) en op 12 maart 2015 (om 13:22 uur) overschrijdingen van het maximale geluidsniveau hebben plaatsgevonden, zodat twee keer een dwangsom is verbeurd. Er zijn geen bijzondere redenen om van invordering af te zien, aldus verweerder.
3. Eiseres betoogt – kort samengevat – dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden.
Meetmethode en stoorgeluid
4.1
Eiseres betoogt dat op basis van onbemande metingen niet tot een overschrijding van de geluidnormen kan worden geconcludeerd. In vergunningvoorschrift 8.5.1 is namelijk opgenomen dat de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (de Handleiding) van toepassing is bij het bepalen van de in de voorgaande voorschriften toegestane waarden. De Handleiding erkent onbemande metingen – die toen wel al bestonden – niet als meetmethode. Eiseres betoogt voorts dat de door verweerder gehanteerde geluidsmeetmethode van twee onbemande meetpunten met rondomgevoelige microfoons ongeschikt is, omdat de richting waaruit het geluid afkomstig is niet kan worden vastgesteld. Dit geldt te meer, nu er diverse andere geluidbronnen in de directe omgeving van de inrichting van eiseres aanwezig zijn die soortgelijke piekgeluiden veroorzaken. Zo rijdt er (vracht)verkeer op de nabijgelegen openbare weg en worden vrachtwagens, containers en opleggers regelmatig op de openbare weg geparkeerd of gewisseld. Naast de inrichting van eiseres ligt het terrein van winkelbedrijf Zeeman waar ten tijde van de metingen terreintrekkers met opleggers met volle stalen trailers werden losgekoppeld en lege stalen trailers werden aangekoppeld. Deze laatste geluiden komen overeen met de geluiden zoals beschreven in tabel 2 van het controleverslag.
4.2
De StAB schrijft in het deskundigenbericht 9 januari 2017 (het deskundigenbericht) dat de meetmethodieken in de Handleiding uitgaan van een bemand systeem. Dat verweerder onbemande metingen heeft verricht, betekent nog niet dat dit in strijd is met de Handleiding omdat onbemande meetsystemen indertijd nog niet voorhanden waren. Met twee monitoringsstations kan op betrouwbare wijze worden vastgesteld uit welke richting het geluid komt. Indien gelijktijdig op meetpunt 1 en 2 een piek wordt geregistreerd en de piek op meetpunt 1 – dat nabij het terrein van eiseres ligt – beduidend hoger is dan de piek op meetpunt 2 – dat nabij de woningen ligt – kan met grote mate van zekerheid worden geconcludeerd dat de piek is veroorzaakt door een bron op of nabij het terrein van eiseres. De resultaten van de metingen op 11 februari 2015 en 12 maart 2015 voldoen aan die criteria, zodat aannemelijk is dat de overschrijdingen zijn veroorzaakt door activiteiten op het terrein van eiseres of de omgeving daarvan. Uit beluistering van de audio-opnames blijkt duidelijk dat de geluidsgebeurtenis van 12 maart 2015 een vallende, stuiterende en rollende metalen buis betreft. Dat past bij de activiteiten van eiseres. Omdat er geen soortgelijke bedrijven in de omgeving zijn, kan dit geluid dus aan eiseres worden toegerekend.
De geluidsgebeurtenis op 11 februari 2015 is lastiger te karakteriseren. Het geluid wijkt af van de andere pieken die net voor en na de meting zijn te horen. Het is een impulsachtig, metaalachtig geluid dat mogelijk een aantal keer wordt gereflecteerd. De geluidsgebeurtenis is in het akoestisch rapport omschreven als “container/storten”, maar komt niet met die activiteit overeen. Er kan daarom niet met zekerheid worden vastgesteld dat het geluid afkomstig is van de inrichting van eiseres. Mogelijk vond het op de openbare weg of op het parkeerterrein van Zeeman plaats, aldus de StAB.
4.3
Verweerder handhaaft zijn standpunt dat zowel op 11 februari 2015 als op 12 maart 2015 sprake was van een overschrijding van het maximale geluidsniveau als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van eiseres. Dat de geluidsgebeurtenis op 11 februari 2015 afwijkt van andere pieken acht verweerder niet relevant, omdat deze andere pieken niet tot overschrijding hebben geleid en dus door minder luidruchtige activiteiten zijn veroorzaakt. Eiseres kan zich met het bericht verenigen met uitzondering van de toelaatbaarheid van de onbemande metingen.
4.4
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3819) mag de bestuursrechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
4.5
In hetgeen eiseres en verweerder hebben aangevoerd, hetgeen grotendeels neerkomt op het handhaven van eerder ingenomen standpunten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het deskundigenbericht niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
4.6
Anders dan eiseres betoogt, is de rechtbank van oordeel dat de Handleiding en dus ook vergunningvoorschrift 8.5.1 het gebruik van onbemande metingen niet uitsluiten. In de Handleiding worden onbemande metingen niet besproken en dus ook niet afgewezen. Zoals de StAB ter zitting heeft toegelicht zijn onbemande metingen geen zelfstandige meetmethode, maar een praktische invulling van de “directe immissie-meetmethode” waar in de Handleiding van wordt uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de door verweerder gehanteerde meetmethode dus verenigbaar met vergunningvoorschrift 8.5.1.
4.7
In het deskundigenbericht is gemotiveerd uiteengezet dat de gehanteerde onderzoeksmethode geschikt is om de richting van het geluid te bepalen en dat door middel van het beluisteren van de opnames kan worden vastgesteld of de overschrijdingen zijn veroorzaakt door activiteiten van de inrichting van eiseres. Hetgeen eiseres omtrent de betrouwbaarheid van de onbemande metingen en over de oorzaak van de geluidsgebeurtenis van 12 maart 2015 heeft aangevoerd, slaagt dan ook niet.
4.8
De rechtbank ziet voorts geen reden om de StAB niet te volgen in de conclusie dat niet is vast te stellen, gelet op de karakteristiek van het waargenomen geluid op de afgeluisterde opname, dat de geluidsgebeurtenis van 11 februari 2015 door eiseres is veroorzaakt. Dit betekent dat de overtreding op 11 februari 2015 niet is komen vast te staan en dat er op die datum geen dwangsom is verbeurd door eiseres. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
Akoestische controle
5.1
Eiseres voert aan dat de Handleiding bepaalt dat voor en na iedere serie metingen het totale meetsysteem met een akoestische ijkbron moet worden gecontroleerd. In het controleverslag staat dat alleen een elektrische controle heeft plaatsgevonden. Er is dus niet voldaan aan de Handleiding.
5.2
In het deskundigenrapport wordt geconcludeerd dat het systeem voorafgaand aan de meetserie is gekalibreerd op de wijze zoals omschreven in de Handleiding. Na de meetserie is het systeem wederom op de voorgeschreven wijze gekalibreerd. Tussentijds heeft geen kalibratie plaatsgevonden. Acoutronics heeft aangegeven dat het systeem elke nacht automatisch wordt gecontroleerd en dat onregelmatigheden worden opgeslagen bij de meetdata. Deze werkwijze is niet ongebruikelijk bij onbemande meetsystemen. De automatische controle geeft voldoende informatie over de tussentijdse werking van het systeem. Dat deze controlemogelijkheid niet in de Handleiding is opgenomen is een gevolg van de omstandigheid dat destijds geen langdurige, onbemande metingen werden verricht.
5.3
Ook deze bevindingen van de StAB heeft eiseres niet bestreden. De grond slaagt niet, gelet op deze bevindingen.
Onjuiste meetpunten
6.1
Eiseres wijst erop dat op meetpunt 2 (beoordelingspunt 10b) niet is gemeten op de beoordelingshoogte genoemd in vergunningvoorschrift 8.1. In plaats van op 10 meter is op 12 meter hoogte gemeten. Verder heeft verweerder een meetcorrectie van 1 dB(A) toegepast, terwijl een correctie van 1,2 dB(A) had moeten worden gehanteerd.
6.2
Verweerder heeft de meethoogte aangepast bij de metingen om de reflectie van de achterliggende gevel uit te sluiten. Deze reflectie treedt op indien op 10 meter hoogte wordt gemeten, maar niet op 12 meter hoogte. Op deze wijze is het zogenoemde “invallend geluidsniveau” gemeten, zoals ook is voorgeschreven in de Handleiding.
6.3
In het deskundigenbericht is vastgesteld dat meetpunt 2 op de woning [adres woning] op 12 meter hoogte is geplaatst. Omdat op die hoogte geen reflectie optreedt van een achterliggende gevel, is terecht geen gevelcorrectie op de gevonden meetwaarden toegepast. Verweerder heeft evenwel een aftrek van 1 dB(A) toegepast omdat op 12 meter hoogte het geluid vanwege het terrein van de inrichting minder wordt afgeschermd dan op 10 meter hoogte. De StAB stelt vast dat eiseres geen berekening heeft ingebracht waaruit blijkt dat deze correctie 1,2 dB zou moeten zijn. Bovendien, zo geeft de StAB aan, zou een correctie van 1,2 dB niet leiden tot het wegvallen van de overtreding.
6.4
Eiseres heeft de bevindingen van de StAB ter zitting bestreden, maar heeft dit niet onderbouwd. De rechtbank gaat daarom aan dit betoog voorbij. Zij volgt de StAB in haar conclusie dat de metingen op dit punt niet onrechtmatig zijn.
Meet(on)nauwkeurigheid
7.1
Eiseres stelt zich op standpunt dat verweerder een meet(on)nauwkeurigheid van meer dan 2 dB(A) had moeten aannemen in plaats van slechts 1 dB(A).
7.2
D StAB heeft in het deskundigenbericht gemotiveerd geconcludeerd dat een meet(on)nauwkeurigheid van 1,9 dB had moeten worden gehanteerd. Partijen hebben ter zitting verklaard zich hiermee te kunnen verenigen en ook de rechtbank sluit aan bij deze conclusie van de StAB. Omdat in het deskundigenrapport is opgenomen dat aanpassing van de meet(on)nauwkeurigheid geen gevolgen heeft voor vaststelling van de overtreding op 12 maart 2015, is eiseres niet benadeeld en ziet de rechtbank aanleiding het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Meteocorrectie
8.1
Eiseres voert aan dat de meteocorrectieterm een gemiddelde waarde betreft. Omdat verweerder uitgaat van een beoordeling op basis van individuele pieken kan echter niet van gemiddelden worden uitgegaan. In het akoestisch rapport is bij de omschrijvingen van de overschrijdingen opgenomen dat het geluid lijkt op dat van een container en/of het vallen van staal. Het piekgeluid is dus waarschijnlijk ontstaan bij het neerkomen van materialen op een harde ondergrond. Verweerder had daarom een lagere bronhoogte moeten hanteren. Bij een bronhoogte van kleiner dan 0,2 meter bedraagt de meteocorrectie, afhankelijk van de afstand, tussen 3,4 en 3,6 dB(A).
8.2
In het deskundigenrapport wordt vermeld dat in de Handleiding is voorgeschreven dat het LAmax bepaald moet worden door van het gemeten immissieniveau de waarde voor de meteocorrectieterm af te trekken. Bij onbemande metingen zijn de bronhoogte en de afstand van de bron tot de ontvanger de enige variabelen. Verweerder is uitgegaan van een bronhoogte van gemiddeld twee meter. In de vergunning is namelijk een maximale opslaghoogte van 4 meter opgenomen, zodat de bronhoogte kan variëren van 0 tot 4 meter. Mede op basis van deze bronhoogte is de meteocorrectieterm bij meetpunt 2 bepaald op 2,9 dB. De geluidsgebeurtenis van 12 maart 2015 is te omschrijven als “het vallen van een metalen buis op een verharde grond”. Een bronhoogte van 0,2 tot 0,5 meter is in zo’n geval evident. Er moet dan een meteocorrectieterm van 3,12 (bij 0,5 meter) tot 3,17 (bij 0,2 meter) worden gehanteerd. De maximale waarde voor de meteocorrectieterm is dan afgerond 3,2 dB. Uitgaande van deze meteocorrectieterm was op 12 maart 2015 evenwel nog steeds sprake van een overschrijding van het maximale geluidsniveau, aldus de StAB.
8.3
De rechtbank stelt vast dat de bevindingen van de StAB over de meteocorrectieterm niet zijn bestreden door verweerder dan wel eiseres. Weliswaar blijkt uit het deskundigenbericht dat verweerder een onjuiste, want te lage meteocorrectie heeft toegepast, maar omdat een meteocorrectie van 3,2 dB niet leidt tot de conclusie dat op 12 maart 2015 geen overschrijding is opgetreden, is eiseres niet benadeeld en ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek eveneens met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Meteorologische omstandigheden
9.1
Eiseres betoogt dat ten onrechte is uitgegaan van de meteorologische gegevens van KNMI-station Voorschoten, op ruim 15 kilometer afstand van de inrichting. Uit de meetgegevens van dit station en het KNMI-station op Schiphol blijkt dat op 12 maart 2015 sprake was van een matige tot krachtige wind met uitschieters tussen de 9 en 10 m/s. Bij dergelijke windsnelheden valt niet uit te sluiten dat de geluidmetingen zijn beïnvloed door de wind. In paragraaf 6.3 van de Handleiding is opgenomen dat voor het meten van geluidsniveaus groter dan 60 dB(A) de windsnelheid niet meer dan 8 m/s mag bedragen. Verweerder had dus moeten nagaan of een hogere meetcorrectie noodzakelijk was.
9.2
De StAB geeft aan dat in de Handleiding is opgenomen dat het windgeruisniveau ten minste 7 dB onder het te meten geluidsniveau moet liggen. Bij geluidsniveaus boven de 60 dB(A) moet de windsnelheid kleiner zijn dan 8 m/s. De StAB stelt vast dat uit bijlage A van het akoestisch rapport blijkt dat de wind op 12 maart 2015 op 13:00 en 14:00 uur een snelheid van 6 m/s had, maar dat niet kan worden uitgesloten dat tussen die tijdstippen windstoten van meer dan 8 m/s zijn opgetreden. De StAB heeft auditief vastgesteld dat de piek op 12 maart 2015 duidelijk boven het achtergrondgeluidsniveau uitkwam en geen sprake was van windvlagen en/of storend windgeruis. Zij concludeert dat de geluidsgebeurtenis op deze datum niet is beïnvloed door een windvlaag of door windgeruis.
9.3
Eiseres heeft niets ingebracht tegen deze bevindingen van de StAB. De gronden met betrekking tot de invloed van de meteorologische omstandigheden op de gevonden meetwaarden kunnen dan ook niet slagen.
Conclusie
10. Gelet op hetgeen onder 4.8 is overwogen, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de invordering van de op 11 februari 2015 verbeurde dwangsom is gehandhaafd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien in die zin dat het primaire besluit zal worden herroepen, voor zover daarbij de dwangsom voor de geluidsgebeurtenis van 11 februari 2015 is ingevorderd. Voorts bepaalt de rechtbank dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskoten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het geven van een schriftelijke zienswijze na het verslag van het onderzoek van de StAB en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
12. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor het inschakelen van [B.V. V] als deskundige. Eiseres heeft een factuur van 21 april 2016 en een factuur van 2 augustus 2016 overgelegd. De facturen zien op de werkzaamheden van [persoon C] bij het opstellen van een akoestisch onderzoek in de periode van respectievelijk 1 december 2015 tot en met 31 maart 2016 en 1 april 2016 tot en met 31 juli 2016. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden van [persoon C] in deze periode niet hebben geleid tot een rapport dat door eiseres in het geding is gebracht. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de invordering van de op 11 februari 2015 verbeurde dwangsom is gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit, voor zover daarbij de dwangsom voor de geluidsgebeurtenis van 11 februari 2015 is ingevorderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 334,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 1.980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzitter, en mr. C.J. Waterbolk en mr. A.L. Frenkel, leden, in aanwezigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.