In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een incident van onbevoegdheid dat is opgeworpen door MFEX Mutual Funds Exchange AB tegen Kaag Convent B.V. De rechtbank heeft op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vordering van Kaag in de hoofdzaak werd afgewezen. Kaag had MFEX aangeklaagd voor het niet nakomen van een 'Consulting Agreement' en vorderde betaling van een niet-betaalde commissie. MFEX verweerde zich door te stellen dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat er een arbitraal beding was opgenomen in de overeenkomst, dat geschillen zou laten beslechten door het Arbitrage Instituut van de Kamer van Koophandel te Stockholm, Zweden. Kaag betwistte de geldigheid van het arbitraal beding en voerde aan dat het onredelijk bezwarend was, gezien haar financiële situatie en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank oordeelde dat het arbitraal beding geldig was en dat de omstandigheden niet zodanig waren dat toepassing ervan onaanvaardbaar was. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en veroordeelde Kaag in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak.