ECLI:NL:RBDHA:2017:9639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Huisvestingswet 2014 en betrokkenheid bij hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, een particuliere huurder, kreeg een bestuurlijke boete van € 10.250,- opgelegd wegens het onttrekken van een woning aan de woonbestemming, in strijd met artikel 21 sub a van de Huisvestingswet 2014. De boete volgde op een controle door de gemeente, waarbij een hennepkwekerij in de woning werd aangetroffen. Eiseres voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor de overtreding, omdat zij op vakantie was tijdens de periode waarin de kwekerij operationeel was. Tevens stelde zij dat de verhuurder geen boete had gekregen, wat volgens haar een schending van het gelijkheidsbeginsel inhield.
De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk een verwijt kon worden gemaakt, omdat zij bij het betrekken van de woning een contract had getekend waarin zij zich verplichtte de woning als woonhuis te gebruiken. De rechtbank concludeerde dat de overtreding van de Huisvestingswet was vastgesteld, en dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met de geldende verordening. Eiseres had geen gronden aangevoerd die de rechtbank deden twijfelen aan de evenredigheid van de boete, en haar beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank merkte op dat de betrokkenheid van eiseres bij de hennepkwekerij niet irrelevant was, ook al had zij geen directe voordelen genoten van de kwekerij.
De rechtbank concludeerde dat de boete rechtmatig was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van State.