ECLI:NL:RBDHA:2017:9683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
NL17.5254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening onder Dublinverordening

Op 27 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, als verweerder, had deze aanvraag niet in behandeling genomen bij besluit van 17 juli 2017. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. Tijdens de zitting op 27 juli 2017 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank motiveert haar beslissing door te verwijzen naar het verzoek van de Duitse autoriteiten om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening. De Duitse autoriteiten hadden op 19 mei 2017 ingestemd met dit verzoek. Eiser had in Duitsland asiel aangevraagd en daar opvang gekregen. De rechtbank oordeelt dat eiser zich moet beklagen bij de Duitse autoriteiten over zijn overdracht aan Italië, aangezien hij zelf had verklaard dat hij de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen het besluit van de Duitse autoriteiten, maar dit niet had gedaan.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening door verweerder in redelijkheid niet is ingewilligd. De uitspraak is gedaan door rechter M. Soffers in aanwezigheid van griffier A. Nobel. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
Zaaknummers: NL17.5254 (beroep)
NL17.5255 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer],

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en gelijktijdig een voorlopige voorziening gevraagd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorts is als tolk verschenen R. Mouadden-El Hadder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft op 17 mei 2017 de Duitse autoriteiten verzocht eiser over te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). De Duitse autoriteiten hebben hiermee op 19 mei 2017 ingestemd.
Eiser heeft in Duitsland asiel aangevraagd en in dat kader in Duitsland opvang gekregen. Duitsland wilde eiser aan Italië claimen. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij niet aan Italië wenst te worden overgedragen, dient hij zich daarover te beklagen bij de Duitse autoriteiten. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij de mogelijkheid had om bezwaar aan te tekenen tegen het besluit van de Duitse autoriteiten hem aan Italië over te dragen, maar dat hij daar in overleg met zijn advocaat geen gebruik van heeft gemaakt. De omstandigheid dat in Duitsland de rechtsbijstand mogelijkerwijs niet volledig wordt betaald of anderszins wordt gefinancierd, maakt niet dat er sprake is van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure. Het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening heeft verweerder in redelijkheid dan ook niet hoeven inwilligen. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die daartoe nopen.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Nu de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard, wordt niet langer voldaan aan het in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde connexiteitsvereiste.
5. De voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in geen van beide zaken aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier, op 27 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarin op het beroep is beslist, binnen één na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.