ECLI:NL:RBDHA:2017:971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
17/1251 en 17/1252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen. De eiser had op 17 januari 2017 een besluit ontvangen waarin werd vermeld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De eiser was op of omstreeks 21 december 2016 met onbekende bestemming vertrokken, wat leidde tot de vraag of er nog procesbelang bestond.

De gemachtigde van de eiser heeft op 23 januari 2017 laten weten dat zowel de eiser als zijn gemachtigde niet aanwezig zouden zijn op de zitting van 2 februari 2017. Met toestemming van de verweerder is het onderzoek zonder zitting gesloten. De rechtbank overwoog dat, gezien het vertrek van de eiser met onbekende bestemming en het ontbreken van contact met zijn gemachtigde, de eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen rechtens te beschermen belang meer was en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 17/1251 (beroep) en AWB 17/1252 (verzoek)
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken van 2 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser en verzoeker, hierna: eiser

gemachtigde: mr. M. Erik,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 januari 2017 (het bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen.
Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om overdracht te voorkomen tot op zijn beroep is beslist.
De gemachtigde van eiser heeft bij schrijven van 23 januari 2017 meegedeeld dat eiser noch zijn gemachtigde aanwezig zullen zijn ter zitting van 2 februari 2017. Met schriftelijke toestemming van verweerder van 1 februari 2017 is het onderzoek vervolgens zonder zitting gesloten.

Overwegingen

1. Allereerst is aan de orde de vraag of nog procesbelang bestaat.
2. Bij het bestreden besluit is de door eiser ingediende asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor behandeling daarvan. Verder is vermeld dat eiser op of omstreeks 21 december 2016 met onbekende bestemming is vertrokken.
3. Gemachtigde van eiser heeft in reactie op het bestreden besluit bij schrijven van 23 januari 2017 en 27 januari 2017 uitsluitend verwezen naar wat in de zienswijze is aangevoerd en gemeld dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) hem heeft meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
4. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde en de gemachtigde van eiser in reactie op een uitnodiging voor de zitting heeft gemeld dat hij en zijn cliënt niet zullen verschijnen omdat het COa hem heeft meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van de door hem tegen het bestreden besluit ingestelde rechtsmiddelen. Gelet daarop heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1594.
5. Omdat het procesbelang is komen te ontvallen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Nu in de hoofdzaak is beslist zal het verzoek worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nummer AWB 17/1251:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter, in de zaak met nummer AWB 17/1252:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover deze ziet op het beroep, binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.