ECLI:NL:RBDHA:2017:971
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen. De eiser had op 17 januari 2017 een besluit ontvangen waarin werd vermeld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De eiser was op of omstreeks 21 december 2016 met onbekende bestemming vertrokken, wat leidde tot de vraag of er nog procesbelang bestond.
De gemachtigde van de eiser heeft op 23 januari 2017 laten weten dat zowel de eiser als zijn gemachtigde niet aanwezig zouden zijn op de zitting van 2 februari 2017. Met toestemming van de verweerder is het onderzoek zonder zitting gesloten. De rechtbank overwoog dat, gezien het vertrek van de eiser met onbekende bestemming en het ontbreken van contact met zijn gemachtigde, de eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen rechtens te beschermen belang meer was en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.