ECLI:NL:RBDHA:2017:9873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij Irak had verlaten vanwege een rapport dat door de veiligheidsdienst over hem was opgemaakt, wat zou leiden tot een oproep door deze dienst. Hij voerde aan dat dit rapport was opgesteld vanwege zijn werkzaamheden voor het Ressurecting Iraqi People Center en het lidmaatschap van zijn moeder van de Ba’athpartij. Eiser ondervond problemen door zijn persoonlijke levensstijl en had ook te maken met bedreigingen van een man genaamd [persoon B].
De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, evenals de problemen die hij ondervond door de werkzaamheden van zijn moeder en zijn eigen activiteiten. Echter, de rechtbank vond de stelling van eiser dat er een rapport over hem was opgesteld en de dreiging van [persoon B] niet geloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat de verklaringen van zijn bronnen niet objectief waren. Eiser had ook geen documenten kunnen overleggen die zijn verhaal ondersteunden. De rechtbank oordeelde dat de problemen die eiser had ondervonden niet ernstig genoeg waren om te concluderen dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico op ernstige schade zou lopen, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.