ECLI:NL:RBDHA:2017:9877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5695
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en onvoldoende bescherming door autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse man geboren in 1989, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het standpunt dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico op ernstige schade zou lopen. Eiser had problemen ondervonden van zijn werkgever, die hem had bedreigd toen hij weigerde wapens te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van het asielrelaas geloofwaardig waren, maar dat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk gevaar liep bij terugkeer. De rechtbank wees erop dat de informatie over de bedreigingen door de werkgever niet voldoende was om aan te nemen dat eiser een reëel risico liep. Bovendien werd de mogelijkheid van bescherming door de Afghaanse autoriteiten niet uitgesloten, ondanks de zorgen over corruptie en ineffectiviteit van de politie in Kabul. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/5695

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M.G. Bouma).

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1989 en bezit de Afghaanse nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in zijn land van herkomst problemen ondervonden van de zijde van zijn werkgever, [werkgever]. Eiser heeft ongeveer vier of vijf maanden als chauffeur voor [werkgever] gewerkt. Eiser is er op een dag achter gekomen dat hij wapens voor [werkgever] vervoerde. Hij heeft aangegeven dit niet langer te kunnen doen, waarop [werkgever] eiser heeft bedreigd door een wapen tegen zijn nek te zetten.
3. Verweerder heeft met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vw de aanvraag als ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van het asielrelaas worden door verweerder onderscheiden:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de werkzaamheden als chauffeur voor [werkgever];
- de bedreiging van de zijde van [werkgever].
Verweerder heeft de hiervoor genoemde relevante elementen geloofwaardig geacht, maar zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiser niet wordt gevolgd in zijn vermoeden dat [werkgever] nog altijd op zoek naar hem zou zijn en dat hij bij terugkeer nog altijd zijn leven niet zeker zou zijn. Voorts heeft verweerder overwogen dat niet is gebleken dat eiser geen bescherming van de autoriteiten van zijn land van herkomst zou kunnen inroepen.
4. Eiser betoogt dat vast staat dat [werkgever] naar eiser op zoek was. Nu eiser bekend is met de illegale wapensmokkel van [werkgever], vormt hij een gevaar voor [werkgever]. Verweerder is daar in het bestreden besluit niet op in gegaan, aldus eiser.
Voorts betwist eiser dat de politie in Kabul hem tegen mensen als [werkgever] kan beschermen. Hij wijst daartoe naar paragraaf 1.4.4 van het ambtsbericht, waaruit hij afleidt dat de Afghaanse politie slecht is opgeleid, niet wordt aangestuurd, corrupt is, drugs gebruikt, misbruikt en beïnvloed wordt door lokale machthebbers. Ook heeft eiser een e‑mail van Vluchtelingenwerk Nederland overgelegd, waaruit blijkt dat de politie erg corrupt is. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom bij de politie in Kabul wel bescherming kan worden gevraagd, gelet op de corruptie en de omstandigheid dat [werkgever] vermogend is. Voorts heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zich in veiligheid kan brengen door zich elders in Kabul te vestigen. De grootte van de stad is daartoe onvoldoende. Dat [werkgever] en zijn handlangers vroeg of laat eiser in de stad zullen zien en herkennen is geen vermoeden, maar een reële mogelijkheid die bij de beoordeling moet worden betrokken, aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan de verklaring van eiser dat hij door [werkgever] wordt gezocht niet de waarde kan worden gehecht die eiser wenst. Daartoe heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de informatie dat [werkgever] bij eisers huis naar hem op zoek is geweest, is gebaseerd op informatie van derden en dat niet duidelijk is wat [werkgever] op dat moment tegen de familie van eiser zou hebben gezegd. Voorts heeft verweerder erop gewezen dat eiser heeft verklaard dat hij, noch zijn familie, daarna nog iets van [werkgever] hebben vernomen. Gelet daarop heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat [werkgever] naar eiser op zoek is en dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade, ondanks dat eiser op de hoogte is van de wapensmokkel van [werkgever].
5.2
Het betoog van eiser dat de politie in Kabul hem niet tegen mensen als [werkgever] kan beschermen behoeft, gelet op het voorgaande, geen bespreking.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.