ECLI:NL:RBDHA:2017:9878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 3 maart 2017 een aanvraag ingediend, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 18 juli 2017, ondanks dat zijn gemachtigde aanwezig was. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser procesbelang had bij zijn beroep.

De Staatssecretaris heeft gesteld dat eiser op 11 april 2017 met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij op 12 mei 2017 een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend. Dit werd bevestigd door de gemachtigde van eiser, die aangaf geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Aangezien eiser niet ter zitting is verschenen en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/6662

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M.G. Bouma).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser op 11 april 2017 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat eiser op 12 mei 2017 een asielaanvraag in Duitsland heeft gedaan. Verweerder heeft daarbij te kennen gegeven dat uit telefonisch contact met de gemachtigde van eiser is gebleken dat de gemachtigde van eiser op dat moment geen contact had met eiser. Dit wordt door de gemachtigde van eiser in zijn brief van 11 juli 2017 bevestigd.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
4. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken, hij ook niet ter zitting is verschenen en hij geen enkel contact meer heeft met zijn gemachtigde, stelt hij kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van het door hem tegen het bestreden besluit ingestelde beroep. Gelet hierop heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5. Nu aldus het procesbelang is komen te ontvallen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.