ECLI:NL:RBDHA:2018:10007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige verlenging van de ophouding van een Albanese vreemdeling en toekenning van schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen twee besluiten van verweerder: een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar, alsook een maatregel van bewaring. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het eerste besluit ongegrond was, maar het beroep tegen het tweede besluit gegrond. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de ophouding van de eiser onrechtmatig was, omdat deze niet tijdig was genomen en niet door een bevoegde persoon was ondertekend. De rechtbank stelde vast dat de wettelijke grondslag voor de verlenging ontbrak, wat leidde tot een ernstige schending van de rechten van de eiser. De rechtbank kende de eiser een schadevergoeding toe van € 1.330,- voor de onrechtmatige bewaring en veroordeelde de Staat der Nederlanden tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.002,-. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van vreemdelingen en de noodzaak voor de overheid om zich aan de wettelijke procedures te houden.