ECLI:NL:RBDHA:2018:10008
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van asielzoeker en toekenning schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een asielzoeker tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser, die in Nederland asiel had aangevraagd, betwistte de rechtmatigheid van zijn inbewaringstelling op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hij stelde dat de maatregel onvoldoende was gemotiveerd en dat er geen afdoende redenen waren om geen lichter middel, zoals verblijf in een asielzoekerscentrum met een meldplicht, toe te passen. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat verweerder niet had aangetoond dat er geen andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen met terugwerkende kracht tot 5 april 2018 en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.280,- aan de eiser voor de onrechtmatige detentie. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.002,-, te betalen aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van een maatregel van bewaring en de noodzaak om alternatieven te overwegen.