ECLI:NL:RBDHA:2018:10089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/545337 / HA RK 17-641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een Europees betalingsbevel en de gevolgen van onjuiste adressering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees betalingsbevel. Verzoeker, aangeduid als '[X]', heeft verzocht om heroverweging en nietigverklaring van het Europees betalingsbevel dat op 7 juni 2017 was uitgevaardigd en op 30 augustus 2017 uitvoerbaar was verklaard. De kern van het verzoek is dat het betalingsbevel naar een foutief adres is verzonden, waardoor de betekening niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betekening op het oude adres is gedaan, waar verzoeker niet meer woonachtig was, en dat degene die voor ontvangst heeft getekend geen relatie tot verzoeker had.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of verzoeker het verzoek tot heroverweging tijdig heeft ingediend. Het verzoek is ingediend op 22 december 2017, nadat verzoeker op 9 november 2017 voor het eerst op de hoogte was gesteld van het betalingsbevel. De rechtbank concludeert dat verzoeker buiten zijn schuld niet tijdig kon reageren op de vordering van Brems, de verweerster in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot heroverweging moet worden toegewezen, waardoor het Europees betalingsbevel nietig wordt verklaard. Brems wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 470,00 aan griffierecht en € 543,00 aan advocaatkosten.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Brems de kosten binnen 14 dagen na betekening van de beschikking moet betalen, met de mogelijkheid van wettelijke rente bij niet-tijdige betaling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/545337 / HA RK 17-641
Beschikking van 15 augustus 2018
in de zaak van
[verzoeker], h.o.d.n. [X],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M. Oprel te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar Belgisch recht
NV BREMS-SERVICES,
gevestigd en kantoorhoudende te Halen (België),
verweerster,
raadsman F. Vanryckeghem te Waregem (België).
Verzoeker wordt hierna aangeduid met ‘[X]’ en verweerster met ‘Brems’.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 28 december 2016 ingekomen verzoek (formulier A) van Brems tot afgifte van een Europees betalingsbevel,
  • het Europees betalingsbevel van 7 juni 2017 (formulier E),
  • de Uitvoerbaarverklaring van 30 augustus 2017 (formulier G),
  • het op 22 december 2017 ingekomen verzoek tot heroverweging,
  • de brief van 17 april 2018 (verweerschrift) van Vanryckeghem,
  • de op 15 juni 2018 ingekomen reactie op het verweerschrift van mr. Oprel,
  • de brief van 23 juli 2018 van Vanryckeghem.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
[X] verzoekt de rechtbank om heroverweging en nietigverklaring van het tegen hem op 7 juni 2017 uitgevaardigd en op 30 augustus 2017 uitvoerbaar verklaard Europees betalingsbevel, met veroordeling van Brems in de kosten van deze procedure. Hij voert daartoe - kort samengevat - aan dat Brems in haar verzoek een foutief (voormalig) adres van [X] heeft vermeld, als gevolg waarvan de betekening van het Europees betalingsbevel niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
2.2.
Het verweer van Brems komt er op neer dat zij meent dat het verzoek tot heroverweging te laat is ingediend.
2.3.
Artikel 20 lid 1 aanhef en onder b van de Verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (verder te noemen ‘de Verordening’) bepaalt dat de verweerder ([X]) een verzoek tot heroverweging kan indienen indien hij de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden, buiten zijn schuld. Het verzoek moet volgens artikel 9 lid 2 aanhef en onder b van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure, worden gedaan binnen vier weken nadat de in artikel 20 lid 1 onder b van de Verordening genoemde gronden hebben opgehouden te bestaan.
2.4.
De rechtbank dient allereerst te onderzoeken of er sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 20 lid 1 aanhef en onder b van de Verordening, op grond waarvan [X] buiten zijn schuld de vordering van Brems niet heeft kunnen betwisten. Voor de tijdige indiening van het verzoek tot heroverweging is vervolgens van belang of [X] het verzoek heeft ingediend binnen vier weken nadat hem bekend werd dat hij wegens overmacht of buitengewone omstandigheden geen verweer meer kon voeren.
2.5.
Als voldoende gemotiveerd en niet weersproken staat vast dat het betalingsbevel - op basis van de door Brems in haar verzoek aangeleverde adresgegevens - is verzonden naar en in ontvangst is genomen op het adres [adres 1], op welk adres [X] op dat moment niet (meer) gevestigd was. Voorts staat vast dat degene die op 9 juni 2017 voor ontvangst heeft getekend in geen enkele relatie tot [X] staat. De gevolgen van deze onjuiste adressering komen geheel voor rekening en risico van Brems. Het lag immers op haar weg om de rechtbank te voorzien van de juiste adresgegevens van [X]. Pas ná de op 30 augustus 2017 afgegeven uitvoerbaarverklaring heeft [X] op 9 november 2017 voor het eerst kennis gekregen van het tegen hem uitgevaardigde betalingsbevel. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat [X] de vordering van Brems buiten zijn schuld niet tijdig heeft kunnen betwisten.
2.6.
Met betrekking tot het al dan niet tijdig indienen van het verzoek tot heroverweging overweegt de rechtbank als volgt. Op 9 november 2017 zijn op verzoek van Brems haar verzoek (formulier A) en het op 7 juni 2017 afgegeven Europees betalingsbevel (formulier E) per deurwaardersexploit aan [X] betekend op het adres [adres 2]. De ook reeds uitgegeven Uitvoerbaarverklaring is niet meebetekend. Bij de betekening op 9 november 2017 is aan [X] aangegeven dat hij binnen een termijn van 30 dagen door middel van standaardformulier F bij het gerecht van oorsprong (de rechtbank Den Haag) een verweerschrift kan indienen. Op dat moment was het bij [X] niet bekend dat er reeds een uitvoerbaarverklaring was afgegeven, zodat hij er, gelet op de mededeling in voormeld exploit, van uit kon gaan dat hij tegen het verzoek nog verweer kon voeren.
2.7.
Bij brief van 27 november 2017 heeft mr. Oprel namens [X] het formulier F aan de rechtbank toegezonden. Bij brief van 30 november 2017 heeft de rechtbank mr. Oprel bericht dat het verweer niet binnen de in de Verordening voorgeschreven termijn is ingediend en daarom niet in behandeling zal worden genomen. Nadat mr. Oprel bij brief van 5 december 2017 heeft verzocht het verweer alsnog in behandeling te nemen, heeft de rechtbank bij brief van 18 december 2017 geantwoord dat reeds op 30 augustus 2017 de uitvoerbaarverklaring is afgegeven.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat [X] na ontvangst van de brief van de rechtbank van 30 november 2017 voor het eerst in kennis is gesteld van het feit dat er op 30 augustus 2017 reeds een uitvoerbaarverklaring is afgegeven, met als gevolg dat hij geen verweer meer kon voeren tegen het betalingsbevel. Hierbij neemt de rechtbank in overweging dat bij de betekening op verzoek van Brems op 9 november 2017 de op dat moment reeds uitgevaardigde uitvoerbaarverklaring niet is meebetekend en dat bij die betekening ten onrechte is aangegeven dat [X] nog de mogelijkheid had om binnen 30 dagen tegen het betalingsbevel verweer te voeren. Als aanvang van de termijn voor indiening van het onderhavige verzoek tot heroverweging gaat de rechtbank uit van 1 december 2017 (één dag na verzending van de brief van de rechtbank van 30 november 2017). Het verzoek tot heroverweging is ingekomen op 22 december 2017, zodat sprake is van een tijdige indiening.
2.9.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot heroverweging dient te worden toegewezen. Dit heeft tot gevolg dat het Europees betalingsbevel van 7 juni 2017 op grond van het bepaalde in artikel 20 lid 3 van de Verordening nietig is. Brems zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een veroordeling van Brems in de volledige kosten van de heroverwegingsprocedure.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot heroverweging toe,
- veroordeelt Brems in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 470,00 aan verschotten (griffierecht) en € 543,00 aan salaris voor de advocaat, te betalen binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking, bij niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijk rente tot en met de dag der algehele voldoening,
- verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 206