ECLI:NL:RBDHA:2018:1014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf na beëindiging huwelijk en middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor duurzaam verblijf op grond van EU-gemeenschapsrecht. Eiser, een Turkse nationaliteit, verbleef sinds 29 september 2012 rechtmatig in Nederland op basis van zijn huwelijk met een Bulgaarse vrouw. Na de beëindiging van het huwelijk op 13 maart 2014, heeft eiser op 2 mei 2016 een aanvraag ingediend voor duurzaam verblijf. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat het rechtmatig verblijf van eiser per 16 december 2013 was geëindigd en dat hij niet voldeed aan het middelenvereiste voor duurzaam verblijf.
Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij voldoende middelen van bestaan had en dat het beleid van de staatssecretaris in strijd was met het arrest Chakroun van het Hof van Justitie. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf, en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank oordeelde ook dat de staatssecretaris van het horen in bezwaar had kunnen afzien, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken.