ECLI:NL:RBDHA:2018:10200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/556632 / KG ZA 18-734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreuk en misleidende mededelingen in kort geding tussen belastingadviseurs en onderwijsinstellingen

In deze zaak, die op 28 augustus 2018 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, stond de vereniging Register Belastingadviseurs (RB) tegenover verschillende gedaagden, waaronder Leidse Onderwijs Instellingen B.V. en NCOI Holding B.V. RB vorderde in kort geding een verbod op het gebruik van merknamen en het doen van misleidende mededelingen door de gedaagden. RB, een beroepsorganisatie voor belastingadviseurs, stelde dat de gedaagden inbreuk maakten op haar merkrechten en misleidende informatie verspreidden over hun opleidingen en registers. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen merkinbreuk was, omdat de overeenstemming tussen de merken van RB en de gebruikte tekens door de gedaagden onvoldoende was om verwarring te veroorzaken. Wel werd geoordeeld dat enkele mededelingen van de gedaagden onvolledig en misleidend waren, wat leidde tot een gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van RB. De voorzieningenrechter gebiedde de gedaagden om bepaalde misleidende mededelingen te verwijderen en te staken, met een dwangsom als sanctie. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/09/556632 / KG ZA 18-734
Vonnis in kort geding van 28 augustus 2018
in de zaak van
de vereniging
REGISTER BELASTINGADVISEURS, tevens handelend onder de naam
RB,
gevestigd te Culemborg,
eiseres,
advocaat: mr. R.M. Stark te Ede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEIDSE ONDERWIJS INSTELLINGEN B.V.,
gevestigd te Leiderdorp,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[MVP],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NCOI HOLDING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
4.
[gedaagde A],
wonende te [woonplaats] ,
5. de stichting
STICHTING REGISTER FISCAAL & FINANCIEEL ADVIES,
gevestigd te Hilversum,
gedaagden,
advocaat: mr. A.C.M. Alkema te Amsterdam.
Eiseres zal hierna RB genoemd worden. Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid als LOI, MVP, NCOI, [gedaagde A] en SRFA, en gezamenlijk als SRFA c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 17 juli 2018 en 26 juli 2018, en de door RB overgelegde producties EP1 tot en met EP18;
  • de door SRFA c.s. overgelegde producties GP1 tot en met GP6;
  • de op 7 augustus 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd alsmede de door de RB overgelegde merkinschrijvingen als hierna in r.o. 2.2 verwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
RB is een beroepsorganisatie en branchevereniging van belastingadviseurs en consulenten in het MKB. [gedaagde A] was van 2000 tot 2014 directeur van RB.
2.2.
RB is houdster van de navolgende merkinschrijvingen:
  • het woordmerk RB, op 1 april 1990 ingeschreven voor de Benelux onder nummer 0464509 voor de klasse 41 (onder meer onderwijs);
  • het collectieve woordmerk RBc, op 13 maart 2013 ingeschreven voor de Benelux onder nummer 0927916 voor de klasse 35 (onder meer advisering over en voorbereiding van belastingaanslagen);
  • het collectieve woordmerk Rbc, op 11 februari 2013 ingeschreven voor de Benelux onder nummer 0928288 voor de klasse 35 (onder meer advisering over en voorbereiding van belastingaanslagen).
2.3.
Op 7 juli 2008 heeft RB tevens onderstaand beeldmerk ingeschreven voor de Benelux onder nummer 0841149 voor de klasse 16, 35, 36, 41, 42 en 45:
2.4.
RB houdt twee (sub-)registers in stand: het Register Belastingconsulent en het Register Belastingadviseur. Kandidaten die als belastingadviseur of belastingconsulent in deze registers wensen te worden ingeschreven, dienen daartoe een opleiding te volgen, die - tot vorig jaar - werd aangeboden door niet alleen RB maar ook (onder meer) MVP en LOI. De opleiding voor de inschrijving in het Register Belastingadviseur duurde destijds vier jaar en de opleiding voor de inschrijving in het Register Belastingconsulent duurde anderhalf jaar. Kandidaten die zijn ingeschreven in het Register Belastingadviseur mogen de titel “RB” voeren. Kandidaten die zijn ingeschreven in het Register Belastingconsulent mogen de titel “RBc” voeren. Ingeschreven belastingadviseurs en -consulenten dienen ieder jaar tenminste 40 permanente educatie (PE) uren te behalen.
2.5.
Op 16 juni 2017 zijn wijzigingen vastgesteld in het Huishoudelijk Reglement RB (hierna: het reglement), die van kracht zijn per 1 juli 2017. Onder meer is de opleiding die vereist is voor de inschrijving in het Register Belastingadviseur veranderd. De duur van de opleiding is maximaal vijf jaar (afhankelijk van de genoten vooropleiding) en wordt uitsluitend aangeboden door RB. Artikel 1A van het reglement luidt na de wijzigingen voorts als volgt:

Artikel 1A
In het subregister Register Belastingconsulenten (RBc) worden vanaf 1 juli 2017 geen nieuwe leden meer ingeschreven
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het lidmaatschap van RB met inschrijving in het subregister Register Belastingconsulent (RBc) worden verworven door hen die:
(…)
op 1 juli 2017 reeds de opleiding Register Belastingconsulent volgen en na behalen van het diploma Register Belastingconsulent zich uiterlijk op 31 december 2020 voor inschrijving in het subregister Register Belastingconsulent aanmelden.”
2.6.
Naar aanleiding van deze wijzigingen zijn LOI, MVP, NCOI en [gedaagde A] in overleg getreden over het opzetten van een nieuw register voor belastingadviseurs en consulenten en een alternatief voor de nieuwe opleiding van RB. Daartoe is op 18 juli 2018 SRFA opgericht. [gedaagde A] is voorzitter van SRFA. SRFA gebruikt op haar website het navolgende logo:
2.7.
SRFA houdt een register in stand, waarin kandidaten kunnen worden ingeschreven als MKB Belastingconsulent (MKB BC) of MKB Belastingadviseur (MKB BA). De opleiding die is vereist voor inschrijving als MKB BC duurt één jaar en de opleiding die is vereist voor de inschrijving tot MKB BA duurt twee jaar. Deze opleidingen worden aangeboden door LOI, MVP en NCOI. Ook kan registratie plaatsvinden indien de betreffende kandidaat een opleiding heeft genoten met gelijke eindtermen als de door LOI, MVP en NCOI aangeboden opleidingen, of reeds is ingeschreven in het Register Belastingadviseur of het Register Belastingconsulent van RB. Kandidaten die in het register van SRFA zijn ingeschreven mogen de titel “MKB BC”, respectievelijk de titel “MKB BA” voeren. Om de registratie te behouden dienen de bij SRFA ingeschreven belastingadviseurs en -consulenten ieder jaar een verplichte updatesessie te volgen. Verdere PE-verplichtingen worden door SRFA niet opgelegd.
2.8.
Reeds voordat SRFA op 18 juli 2018 was opgericht, is op 15 mei 2018 de domeinnaam www.srfa.nl geregistreerd. Houdster van deze domeinnaam was NCOI. Op enig moment na de oprichting van SRFA is SRFA houdster geworden van de domeinnaam. Op deze website was op 22 juni 2018 (voor zover leesbaar in EP9) het navolgende vermeld:

SRFA: het enige actieve register voor de MKB Belastingconsulent en -adviseur
2.9.
Op de website van MVP (www.mvp.nl) was op 22 juni 2018 onder meer het volgende vermeld:

Register Belastingadviseurs
Na succesvolle afronding van deze opleiding kun je ingeschreven worden in het register voor Belastingadviseurs en mag je de titel MKB BA gebruiken.”
2.10.
RB heeft op 28 juni 2018 NCOI, LOI, MVP en [gedaagde A] per brief gesommeerd iedere inbreuk op haar intellectueel eigendomsrecht te staken. Per brieven van 23 juli 2018 en 25 juli 2018 hebben LOI en NCOI hun betrokkenheid bij (de oprichting van) SRFA ontkend.
2.11.
In juli 2018 heeft RB verschillende vragen ontvangen van haar (aspirant-)leden, over SRFA, het door haar gehouden register en de door haar geïntroduceerde titulatuur.

3.Het geschil

3.1.
RB vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
SRFA c.s. beveelt om iedere inbreuk op de aan RB toekomende merkenrechten te staken en gestaakt te houden, waaronder het gebruik van de tekens BA en BC, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
SRFA c.s. gebiedt om met onmiddellijke ingang alle misleidende mededelingen op de websites www.srfa.nl, www.loi.nl en www.mvp.nl en op ieder ander medium te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
SRFA c.s. gebiedt om aan alle personen die zich bij SRFA hebben ingeschreven een rectificatie te zenden, welke rectificatie tevens gedurende 90 dagen op de website www.srfa.nl dient te worden geplaatst, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
e termijn van artikel 1019i Rv [1] bepaalt op zes maanden na de datum van dit vonnis;
iedere andere voorlopige voorziening treft die de voorzieningenrechter in goede justitie oordelend passend acht;
een en ander met veroordeling van SRFA c.s. in de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert RB - zakelijk weergegeven - het volgende aan. SRFA c.s. maakt inbreuk op de merkenrechten van RB in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE [2] . SRFA c.s. heeft bewust gekozen voor tekens die overeenstemmen met de merken van RB, zodat het publiek de tekens zal verwarren met de merken van RB en verwatering van die merken zal ontstaan. Bovendien bestond er voor SRFA c.s. geen noodzaak om overeenstemmende tekens te gebruiken of zich te presenteren als kwaliteitskeurmerk. Tevens stelt RB dat SRFA c.s. onrechtmatig handelt door misleidende mededelingen openbaar te maken in de zin van artikel 6:194 lid 1 sub i jo 6:162 BW [3] . SRFA c.s. suggereert ten onrechte gelieerd te zijn aan RB en profiteert hierdoor van het bedrijfsdebiet van RB. Ook is sprake van een overeenstemmende totaalindruk van de aangeboden diensten. Bovendien presenteert SRFA zich als onafhankelijk kwaliteitskeurmerk, terwijl zij niet was opgericht ten tijde van het doen van de mededelingen, geen enkele status heeft opgebouwd in de branche en bovendien niet onafhankelijk is, nu zij een samenwerkingsverband betreft tussen opleiders LOI, NCOI en MVP.
3.3.
SRFA c.s. voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Ambtshalve stelt de voorzieningenrechter vast dat hij bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Voor zover RB aan haar vordering inbreuk op haar Beneluxmerken ten grondslag heeft gelegd volgt deze bevoegdheid uit artikel 4.6 lid 1 BVIE, aangezien de (gestelde) inbreuk in heel Nederland plaatsvindt en daarmee mede in dit arrondissement alsmede aangezien LOI in dit arrondissement gevestigd is. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op artikel 6:194 jo. 6:162 BW, volgt de bevoegdheid uit het feit dat gedaagden in Nederland zijn gevestigd (en LOI tevens in dit arrondissement). De bevoegdheid is overigens tussen partijen niet in geschil.
Merkenrechtelijke grondslag
4.2.
Aan de voorzieningenrechter ligt in de eerste plaats de vraag voor of sprake is van een inbreuk op de merkenrechten van RB in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. In de dagvaarding wordt tevens een beroep gedaan op artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE, maar deze grondslag is ter zitting ingetrokken, zodat de voorzieningenrechter aan de beoordeling daarvan niet toekomt.
4.3.
De vraag of sprake is van verwarringwekkende overeenstemming tussen een merk en een teken wordt globaal beoordeeld aan de hand van de totaalindruk die door merk en teken bij het in aanmerking komend publiek wordt achtergelaten gelet op de auditieve, begripsmatige en/of visuele overeenstemming tussen het merk zoals dat is ingeschreven en het teken zoals dat wordt gebruikt. Daarbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van merk en teken en in aanmerking worden genomen dat punten van overeenstemming zwaarder wegen dan punten van verschil.
4.4.
Voor wat betreft de (collectieve) woordmerken van SRFA c.s. - te weten RB, RBc en Rbc - is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet is gebleken van voldoende overeenstemming om een gevaar voor verwarring aan te kunnen nemen. De door SRFA c.s. gebruikte afkortingen en titels verschillen aanzienlijk met de merken. De auditieve en visuele overeenstemming met de door SRFA c.s. gebruikte tekens, te weten MKB Belastingadviseur, MKB Belastingconsulent, MKB BA en MKB BC is ronduit klein. Ten eerste ontbreekt bij de afkortingen en titels de kenmerkende hoofdletter R die door het hoofdlettergebruik en omdat deze aan het begin van de woordmerken staat, domineert. Ten tweede kunnen, anders dan RB kennelijk betoogt, de bestanddelen BA en BC van de tekens MKB BA en MKB BC niet los worden beschouwd van het bestanddeel MKB. Ook het het teken MKB BC en het merk RBc stemmen daarom in visueel en auditief opzicht zeer weinig overeen. Het teken MKB BC is immers langer dan het merk RBc en bestaat voor een aanzienlijk deel uit andere letters, terwijl de (in visueel opzicht) kenmerkende beginhoofdletter R geheel ontbreekt en de hoofdletter C van het merk bij het teken juist weer klein is geschreven. Het behoeft geen betoog dat dit voor de uitgeschreven varianten van de tekens nog sterker geldt en de visuele en auditieve overeenstemming nadert tot nihil.
4.5.
Aan RB kan worden toegegeven dat sprake is van een zekere begripsmatige overeenstemming tussen de merken en de door SRFA c.s. gebruikte tekens. Beide verwijzen immers naar de titel van een belastingadviseur, dan wel belastingconsulent en een register voor de inschrijving van belastingadviseurs en consulenten. De voorzieningenrechter overweegt dat gelet echter op het beschrijvende karakter van deze begripsmatige overeenstemming, de visuele en auditieve verschillen tussen merken en tekens maken dat geen sprake is van enig verwarringsgevaar.
4.6.
Het enkele feit dat (aspirant-)leden van RB vragen hebben gesteld over het nieuwe register van SRFA c.s. en de door haar gehanteerde titulatuur, toont niet aan dat sprake is verwarringsgevaar. Integendeel, blijkens de gestelde vragen was het voor de (aspirant-)leden van RB juist voldoende duidelijk dat sprake was van een nieuw register en nieuwe titulatuur, ten opzichte van de reeds bestaande registers en titulatuur van RB. Voor zover RB nog aanvoert dat SRFA c.s. door haar profileren voor het MKB verwarring zaait omdat RB zich daar ook op richt, gaat dit niet op omdat het – zoals hierna in 4.11 is te overwegen – SRFA c.s. vrij staat een concurrerend register te openen met bijbehorende titulatuur, waarbij SRFA c.s. juist duidelijk verschillende afkortingen/titulatuur hanteert en MKB bovendien een beschrijvende afkorting betreft.
4.7.
RB heeft zich tevens beroepen op bescherming van haar beeldmerk. Dit betoog volgt de voorzieningenrechter echter niet. Hier geldt dat sprake is van een (zo mogelijk nog verder) te verwaarlozen visuele en auditieve overeenstemming tussen merk en de door SRFA c.s. gebruikte tekens. Voor zover al sprake is van enige begripsmatige overeenstemming, is deze net als bij de woordmerken toe te schrijven aan de beschrijvende woorden “Register”, “Belasting” en “Adviseur”. RB heeft haar beroep op het beeldmerk verder ook niet toegelicht, terwijl gesteld noch gebleken is dat SRFA c.s. bij de presentatie van de door haar gebruikte tekens of op haar website een met het beeldmerk vergelijkbare layout of kleurstelling gebruikt als. Het logo dat SRFA c.s. consequent gebruikt (weergegeven in 2.6), is juist zeer verschillend, ook qua kleurstelling, van het beeldmerk. Zo al sprake zou zijn van enige overeenstemming, is gelet op dit alles gevaar voor verwarring niet te duchten. Voorshands is daarom eveneens onvoldoende gebleken dat SRFA c.s. inbreuk maakt op het beeldmerk van RB.
4.8.
Gelet op het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter dat er een gerede kans is dat de bodemrechter niet tot merkinbreuk zal concluderen. De vorderingen gebaseerd op de merkenrechtelijke grondslag zullen daarom in dit kort geding worden afgewezen.
4.9.
Gezien dit oordeel komt de voorzieningenrechter aan een beoordeling van de geldigheid van de merken van RB, bijvoorbeeld omdat de merken volgens SRFA c.s. zouden zijn vervallen omdat zij niet worden gebruikt, niet toe.
Misleidende mededelingen en onrechtmatige daad
4.10.
Bij de beoordeling van het beroep op artikel 6:194 lid 1 sub 1 jo. 6:162 BW (misleidende mededelingen en onrechtmatige daad), stelt de voorzieningenrechter het navolgende voorop.
4.11.
Tussen partijen staat vast dat de titels belastingadviseur of belastingconsulent niet bij wet zijn beschermd. Eenieder mag een dergelijke titel derhalve voeren. RB beoogt voor haar leden aan die titel een kwaliteitskeurmerk toe te voegen. Dat staat haar vanzelfsprekend vrij. Zij kan echter niet verbieden dat SRFA c.s. dezelfde activiteiten wenst te ontwikkelen. De enkele stelling van RB dat SRFA c.s. vergelijkbare diensten aanbiedt als RB is daarom onvoldoende om aan te nemen dat SRFA c.s. misleidende mededelingen heeft geopenbaard of onrechtmatig jegens RB heeft gehandeld. Dat er volgens RB voor SRFA c.s. geen noodzaak bestond om zich te presenteren als kwaliteitskeurmerk, is daarom niet relevant. Evenmin heeft RB het alleenrecht verworven om te benadrukken dat zij haar diensten richt op het MKB en samenwerkt met brancheorganisaties. Het feit dat SRFA c.s. - volgens RB - lagere kwaliteitseisen en PE-verplichtingen stelt voor inschrijving in haar registers, is evenmin onrechtmatig tegenover RB. Het staat SRFA c.s. immers in beginsel vrij om te bepalen hoe zij aan haar kwaliteitskeurmerk invulling wil geven. In zoverre RB betoogt dat SRFA c.s. te veel zou aanhaken bij RB, is dit grotendeels terug te voeren op de onjuiste veronderstelling dat het SRFA c.s. niet zou zijn toegestaan om registers en kwaliteitskeurmerken (met titulatuur) te hanteren. Uit hetgeen is overwogen in het kader van de merkenrechtelijke grondslag volgt voorts dat het enkele gebruik van de tekens MKB Belastingadviseur, MKB Belastingconsulent, MKB BA en MKB BC evenmin volstaat, kort gezegd omdat het bestaan van verwarringsgevaar niet is gebleken. RB heeft haar betoog van onrechtmatig aanhaken voor het overige onvoldoende handen en voeten gegeven.
4.12.
Dat het onrechtmatig is om voorafgaand aan de formele oprichting van SRFA voorbereidende werkzaamheden te verrichten, zoals het opzetten van een website, is onvoldoende gebleken. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat SRFA onrechtmatig jegens RB handelt, door niet te vermelden dat sprake is van een samenwerkingsverband tussen de opleiders LOI, NCOI en MVP. SRFA c.s. heeft immers toegelicht dat deze opleiders slechts gelden als initiatiefnemers. Voor de stelling dat deze opleiders (aanzienlijke) zeggenschap hebben binnen SRFA c.s. zijn door RB onvoldoende aanknopingspunten aangevoerd. Het betoog van RB dat één van de opleiders in het bestuur van SRFA c.s. is vertegenwoordigd is niet nader toegelicht. Daarbij komt dat onder meer uit productie GP2A volgt dat SRFA op haar website www.srfa.nl wel degelijk communiceert dat LOI, NCOI en MVP betrokken zijn bij SRFA.
4.13.
Ook bepleit RB dat SRFA c.s. onrechtmatig handelt, door ten onrechte de suggestie te wekken dat SRFA een bepaalde status binnen de branche heeft. RB heeft dit betoog echter niet geconcretiseerd en niet gesteld welke mededelingen van SRFA c.s. onjuist of misleidend zouden zijn. SRFA c.s. prijst haar eigen diensten op haar website aan en maakt daarvoor reclame, maar dat is op zichzelf niet onrechtmatig. RB heeft er in dit kader slechts meer specifiek op gewezen dat in de opleidingsbrochure 2018/2019 van MVP en ook elders in de media is vermeld dat de voorzitter van SRFA, [gedaagde A] , van 2000 tot en met 2014 directeur is geweest van RB. Dit betreft echter uitsluitend de persoonlijke ervaring van [gedaagde A] , thans de voorzitter van SRFA. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarom SRFA c.s. zou moeten worden verboden om deze persoonlijke ervaring van de voorzitter van SRFA te vermelden.
4.14.
Van onrechtmatig handelen van SRFA c.s. kan sprake zijn indien SRFA c.s. de suggestie wekt dat zij gelieerd is aan RB (vgl. artikel 6:194 lid 1 sub i BW), of anderszins misleidende of onjuiste mededelingen doet, bijvoorbeeld door ten onrechte te suggereren dat haar register een (sub)register van RB vervangt of het enige register zou zijn.
4.15.
Met RB is de voorzieningenrechter eens dat de mededing op de website van www.srfa.nl, dat SRFA “
het enige actieve register[is]
voor de MKB Belastingconsulent en adviseur” (weergegeven in 2.8), moet worden aangemerkt als een misleidende, dan wel onjuiste mededeling. Door de nadruk te leggen op het feit dat SRFA het énige actieve register zou zijn/beheren, wordt naar voorlopig oordeel de onjuiste suggestie gewekt dat het register van RB niet meer zou bestaan, althans niet actief is.
4.16.
SRFA c.s. heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake is van een onjuiste of misleidende mededeling, omdat het Register Belastingconsulent van RB niet meer actief is sinds de wijzigingen die per 1 juli 2017 in het reglement van RB zijn doorgevoerd. Dit betoog kan niet worden gevolgd, reeds omdat de geciteerde mededeling (kennelijk) ook ziet op een Register Belastingadviseurs van RB, terwijl tussen partijen staat vast dat het (subregister) Register Belastingadviseur van RB onverminderd actief is. Daarbij komt dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat het Register Belastingconsulent van RB niet meer actief is. RB heeft toegelicht dat dat register blijft bestaan voor alle thans ingeschreven leden. Daaraan is geen einddatum verbonden. Ook kandidaten die op 1 juli 2017 reeds waren begonnen aan de opleiding voor belastingconsulent bij RB en de opleiding afronden voor 2020, kunnen worden ingeschreven in het Register Belastingconsulent (zie 2.5). RB heeft bovendien voldoende toegelicht dat het reglement, waarin de voormelde regeling is uitgewerkt, vindbaar was op de website van RB, en daarom ook voor SRFA c.s. kenbaar was. Dat op websites van derden tijdelijk andere of verouderde berichten waren vermeld over de wijzigingen binnen RB, rechtvaardigt daarom niet de onjuiste mededeling op de website www.srfa.nl, inhoudende dat zij het enige actieve register voor belastingadviseurs en -belastingconsulenten houdt. Op zijn minst had SRFA c.s. daarbij een toelichting dienen te geven. Door dit na te laten is de opmerking dat SRFA het enige actieve register houdt, voorshands onrechtmatig tegenover RB.
4.17.
De voorzieningenrechter zal daarom gebieden deze mededeling van de website te verwijderen en verwijderd te houden. Nu SRFA thans houdster is van de domeinnaam www.srfa.nl zal de veroordeling zich tot haar richten. Omdat NCOI houdster was van die domeinnaam op het moment dat de bestreden opmerking op de website werd geconstateerd (22 juni 2018), geldt de veroordeling ook jegens NCOI. De enkele omstandigheid dat de website van www.srfa.nl blijkens productie GP2A inmiddels is aangepast (thans wordt vermeld dat het register van het SRFA “
het register” is voor de MKB Belastingconsulent en -adviseur), doet hier niet aan af. Weliswaar is deze gewijzigde tekst op de website naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig maar SRFA en NCOI hebben geen toezegging gedaan dat zij de bestreden mededeling, inhoudende dat haar register “
het enige actieve register” is, verwijderd zullen houden, zodat RB voldoende belang heeft bij het gevorderde gebod.
4.18.
De mededeling op de website van MVP (www.mvp.nl) dat het volgen van de opleiding tot Belastingadviseur bij MVP leidt tot inschrijving in “
het register voor Belastingadviseurs”(weergegeven in 2.9) is eveneens voorshands onvolledig, dan wel misleidend. Inschrijving in het Register Belastingadviseur van RB is immers niet aan de orde bij deze opleiding. Voor zover het gemiddelde publiek dit zal onderkennen, ontstaat de suggestie dat het Register Belastingadviseur van RB niet (meer) bestaat. Inmiddels is de website van MVP aangepast en wordt vermeld dat afronding van de opleiding leidt tot inschrijving bij de SRFA als MKB BA. Deze laatste mededeling is niet onrechtmatig jegens RB. Omdat MVP evenwel geen toezegging heeft gedaan de bestreden mededeling, inhoudende dat afronding van de door haar aangeboden opleiding leidt tot inschrijving in “
het register voor Belastingadviseurs”verwijderd te houden, heeft RB voldoende belang bij het gevorderde gebod.
4.19.
Aan het op een onbekende (nieuws)website gepubliceerde artikel, waarin onder meer wordt medegedeeld dat
“RB gaat stoppen”en dat SRFA c.s. in die leemte wenst te voorzien, zal de voorzieningenrechter voorbij gaan, nu niet is gebleken dat deze mededelingen afkomstig zijn van SRFA c.s.
4.20.
Dat LOI of [gedaagde A] misleidende mededelingen hebben geopenbaard is niet gebleken.
Vorderingen en spoedeisend belang
4.21.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen gegrond op de merkenrechtelijke grondslag zullen worden afgewezen. Het gevorderde gebod gebaseerd op de misleidende mededelingen (vordering 2) zal gedeeltelijke worden toegewezen jegens SRFA, NCOI en MVP, op de wijze zoals in het dictum vermeld. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om aan deze geboden dwangsommen te verbinden, zoals gevorderd, die zullen worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals eveneens in het dictum vermeld.
4.22.
Bij deze vorderingen heeft RB ook een voldoende spoedeisend belang, onder meer nu zij heeft toegelicht dat de opleidingen van zowel RB als LOI, NCOI en MVP in september 2018 starten, en de inschrijvingen door kandidaten thans plaatsvinden, zodat de misleidende mededelingen zo spoedig mogelijk moeten worden verwijderd, dan wel herhaling daarvan tegen te gaan, om (verdere) schade van RB te voorkomen.
4.23.
Voor de veroordeling tot het verzenden van een rectificatie ziet de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang, met name gelet op de vergaande inhoud van de door RB voorgestelde rectificatie tegenover de relatief geringe misleiding in de mededelingen. RB heeft het belang bij de rectificatie, in aanvulling op het gevorderde gebod, ook niet nader toegelicht.
Proceskosten
4.24.
In de omstandigheid dat RB enerzijds, en SRFA c.s. anderzijds over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt SRFA en NCOI, ieder voor zich, iedere mededeling waarmee de suggestie wordt gewekt dat zij het enige, althans het enige actieve register houdt voor belastingadviseurs en/of -consulenten, op www.srfa.nl of andere media te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,-- voor elke keer of elke dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat SRFA en/of NCOI in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,--;
5.2.
gebiedt MVP iedere mededeling waarmee de suggestie wordt gewekt dat voltooiing van een door MVP aangeboden opleiding leidt tot inschrijving in “
het register” voor belastingadviseurs of consulenten, op www.mvp.nl of andere media te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,-- voor elke keer of elke dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat MVP in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,--;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten des dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018.
hb

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).
3.Burgerlijk Wetboek