ECLI:NL:RBDHA:2018:10468
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dwangakkoord en belangenafweging bij weigering woningbouwcorporatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot een dwangakkoord, ingediend door een verzoekster met een totale schuld van € 52.680,63 aan 23 schuldeisers. De verzoekster had een schuldregeling aangeboden, waarbij aan de concurrente schuldeisers een uitkering van 3,41% werd gedaan, en aan de preferente schuldeiser het dubbele percentage. Woonpartners Midden-Holland, de woningbouwcorporatie en verweerster in deze zaak, weigerde echter in te stemmen met de aangeboden regeling, onder het voorwendsel dat het beleid van de corporatie is om niet akkoord te gaan met minder dan volledige betaling door zittende huurders. De rechtbank heeft de belangenafweging gemaakt tussen de belangen van de woningcorporatie en die van de verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de weigering van Woonpartners Midden-Holland niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd, gezien de onevenredigheid tussen het belang van de corporatie bij volledige betaling en de belangen van de verzoekster en andere schuldeisers die door de weigering worden geschaad. De rechtbank concludeerde dat de woningcorporatie meer zou ontvangen bij aanvaarding van het akkoord dan bij de wettelijke schuldsaneringsregeling, en dat de bezwaren van de corporatie onvoldoende gewicht in de schaal legden. De rechtbank heeft daarom Woonpartners Midden-Holland bevolen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.