Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Inleiding
2.De procedure
3.Het wrakingsverzoek
4.De ontvankelijkheid van de verzoeker
5.Wrakingsverbod
6.De beslissing
niet-ontvankelijkin zijn wrakingsverzoek;
Rechtbank Den Haag
Op 3 september 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die betrokken was in een huurovereenkomst met Stichting Vestia. De verzoeker had eerder, op 1 februari 2018, de kantonrechter mr. C.W.D. Bom gewraakt, maar dit verzoek werd op 19 maart 2018 afgewezen. Op 3 juli 2018 diende de verzoeker een nieuw wrakingsverzoek in, dat op 3 september 2018 werd behandeld. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat een deel van de gronden al eerder was behandeld en afgewezen. Daarnaast was het verzoek te laat ingediend, aangezien de verzoeker op 31 mei 2018 op de hoogte was van de omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek, maar pas op 3 juli 2018 het verzoek indiende. De wrakingskamer legde ook een wrakingsverbod op aan de verzoeker, omdat eerdere wrakingsverzoeken waren afgewezen en het indienen van nieuwe verzoeken enkel tot vertraging zou leiden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.