ECLI:NL:RBDHA:2018:10649
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw die in Duitsland verblijft, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging werd afgewezen. De aanvraag werd afgewezen op basis van het feit dat de referent, haar partner, niet kon aantonen dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit had moeten intrekken en een hoorzitting had moeten houden, omdat twee van de oorspronkelijke afwijzingsgronden niet meer van toepassing waren. De rechtbank heeft deze stelling verworpen en geoordeeld dat verweerder terecht het standpunt heeft gehandhaafd dat de inkomsten van de referent niet duurzaam, voldoende en zelfstandig zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres, de referent en hun zoon, maar dat de inmenging in dit gezinsleven gerechtvaardigd is. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de Nederlandse overheid prevaleren boven die van eiseres, en dat er geen uitzichtloze situatie is. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij of de referent binnen een redelijke termijn aan het middelenvereiste kan voldoen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.