In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 5 september 2018 een vonnis gewezen in een incident waarbij de vennootschap Nikon Corporation een incidentele vordering tot voeging heeft ingediend. Nikon, gevestigd in Tokyo, Japan, is eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident. De gedaagden in de hoofdzaak zijn ASML Holding N.V. en ASML Netherlands B.V., beide gevestigd in Veldhoven, en de vennootschap Carl Zeiss SMT GmbH, gevestigd in Oberkochen, Duitsland, die eiseres in het incident is. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Zeiss afgewezen, omdat het belang van Nikon bij een voortvarende procedure prevaleert boven het belang van Zeiss bij voeging. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Zeiss niet tijdig was ingediend en dat de betrokkenheid van Zeiss bij het geschil tussen Nikon en ASML niet voldoende was om de voeging toe te staan. De rechtbank benadrukte dat de eisen van een goede procesorde in de weg staan aan de toewijsbaarheid van de incidentele vordering. De beslissing houdt ook rekening met de termijnen die zijn vastgesteld in het Versneld Regime in Octrooizaken, waar deze zaak onder valt. De rechtbank heeft Zeiss veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 543,-, en verklaarde deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. De hoofdzaak zal verder worden geprocedeerd conform het eerder vastgestelde regime.