ECLI:NL:RBDHA:2018:10705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
16 / 29639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezondheidstoestand en mvv-vereiste

In deze zaak heeft eiseres, van Ghanese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier werd afgewezen. Eiseres heeft al 22 jaar in Nederland verbleven en heeft verschillende verblijfsprocedures doorlopen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op basis van haar gezondheidstoestand. Eiseres lijdt aan suikerziekte en heeft medicatie nodig, maar de rechtbank concludeert dat de benodigde medicijnen beschikbaar zijn in Ghana en dat eiseres in staat is om daarheen te reizen. De rechtbank verwijst naar het BMA-advies dat bevestigt dat de benodigde medische zorg toegankelijk is in het land van herkomst. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van de staatssecretaris zouden kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt verder dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM correct is uitgevoerd door de staatssecretaris. Eiseres heeft geen rechtmatig verblijf gehad en er zijn geen objectieve belemmeringen voor haar om het gezinsleven met haar partner in Ghana uit te oefenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het inreisverbod.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/29639
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 maart 2018 in de zaak tussen
[naam 1] , eiseres,
gemachtigde: mr. P.R. Klaver,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (en diens rechtsvoorgangers), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 november 2016 (het bestreden besluit).
Partijen waren uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting op 17 februari 2017. Op verzoek van verweerder is de behandeling ter zitting nader uitgesteld om te onderzoeken wat voor eiseres de consequenties zijn van het arrest Paposhvili [1] .
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats van
24 februari 2017 (AWB 16/7828) is een door eiseres gevraagde voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden eiseres uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft op 24 mei 2017 een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 31 juli 2017. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig
E.O. Tackey, tolk Engels en [naam 2] , de partner van eiseres (hierna: referent). Als gemachtigde van verweerder was aanwezig mr. J.M. van Leeuwe-Hokke. Het onderzoek ter zitting is niet gesloten, omdat de rechtbank het noodzakelijk achtte dat nader onderzoek werd gedaan naar de effectieve verkrijgbaarheid van het medicijn ‘insuline glargine (Lantus)’ voor eiseres in het [ziekenhuis] te [plaats] , Ghana.
Na de zitting heeft het Bureau Medische advisering (BMA) op verzoek van verweerder opnieuw advies uitgebracht. [2] Op basis hiervan heeft verweerder op 19 oktober 2017 een aanvullend standpunt geformuleerd. Bij brieven van 27 oktober 2017 en 1 december 2017 heeft eiseres nadere stukken ingediend. Verweerder heeft hierop gereageerd in een brief van 4 december 2017.
De behandeling van het beroep ter zitting is hervat op 29 januari 2018. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was referent aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. van Zijl. Tevens was ter zitting aanwezig N. Rexhephi, tolk Engels. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Ghanese nationaliteit. Eiseres stelt al 22 jaar in Nederland te verblijven. Zij heeft zonder resultaat verschillende verblijfsrechtelijke procedures gevoerd. Op 17 november 2015 heeft zij een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘uitoefenen familieleven op grond van artikel 8 EVRM’ voor verblijf bij referent.
2. Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres heeft verweerder over haar medische situatie advies gevraagd aan het BMA. Uit het BMA-advies van 1 maart 2016 blijkt dat eiseres lijdt aan suikerziekte en dat zij hiervoor wordt behandeld door de huisarts. De behandeling is vooral medicamenteus (‘metformine’ en ‘insuline glargine (Lantus)’. Uitblijven van behandeling van de suikerziekte kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Behandeling voor de suikerziekte (en de overige medische klachten) van eiseres is mogelijk in het land van herkomst in het [ziekenhuis] in [plaats] (Ghana). Eiseres kan reizen met gangbare vervoermiddelen. Aanbevolen wordt dat eiseres een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt en om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen.
3. Bij besluit van 14 april 2016 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen en aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze afwijzing en dit verbod gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres beschikt niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en komt niet in aanmerking voor vrijstelling van het
mvv-vereiste op grond van haar gezondheidssituatie. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het BMA-advies van 1 maart 2016. Eiseres komt evenmin voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking op grond van een andere vrijstellingsgrond. Uitzetting van eiseres is niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en verweerder ziet geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule.
4. Uit het BMA-advies van 18 oktober 2017 blijkt dat het [ziekenhuis] volgens de brondocumenten consequent als ‘public facility’ wordt bestempeld en dat voor eiseres hier de benodigde medicijnen voor de suikerziekte (‘insuline glargine (Lantus)’ en ‘metformine’) beschikbaar zijn. Gelet op dit recente BMA-advies persisteert verweerder in zijn standpunt dat eiseres in staat is te reizen en dat voor haar medische behandeling mogelijk is in het [ziekenhuis] mogelijk is.
5. Eiseres is het niet eens met de weigering haar een verblijfsvergunning te verlenen. Op wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen.
Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een mvv.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder l, is van het vereiste van een geldige mvv op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw vrijgesteld de vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het EVRM zou zijn.
Ingevolge het derde lid kan verweerder het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (de hardheidsclausule).
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
7. Niet in geschil is dat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. In geschil is de vraag of zij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op een van de vrijstellingsgronden.
Gezondheidstoestand
8. Allereerst moet worden beantwoord de vraag of eiseres vanwege haar gezondheidstoestand in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Niet in geschil is dat eiseres lijdt aan suikerziekte en dat uitblijven van behandeling hiervan kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Eiseres gebruikt in Nederland het medicijn ‘insuline glargine (Lantus)’ en de vraag is of dit medicijn voor eiseres beschikbaar en toegankelijk is in het (Diabetes center van het) [ziekenhuis] . Eiseres stelt dat dit onvoldoende duidelijk blijkt uit de opgemaakte BMA-adviezen. Zij wijst in het bijzonder op het BMA-advies van 1 maart 2016 waaruit blijkt dat het Diabetes center van het [ziekenhuis] een ‘private facility’ betreft.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met verwijzing naar het BMA-advies van 18 oktober 2017 terecht op het standpunt gesteld dat het medicijn ‘insuline glargine (Lantus)’ aanwezig is in het [ziekenhuis] . Dat dit medicijn en de noodzakelijke medische behandeling ook voor eiseres toegankelijk is, heeft verweerder terecht afgeleid uit de beantwoording van vraag 7b in het BMA-advies en de bijgevoegde brondocumenten. Hierin wordt het [ziekenhuis] consequent als ‘public facility’ aangemerkt. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dit BMA-advies naar voren gebracht. Zij heeft geen contra-expertise overgelegd en uit de onbeantwoorde e-mails van eiseres aan het [ziekenhuis] volgt niet dat eiseres in haar land van herkomst geen toegang kan krijgen tot de voor haar noodzakelijke behandeling. Evenmin is gebleken dat eiseres niet in staat zal zijn om haar behandeling te bekostigen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het in het kader van het arrest Paposhvili allereerst aan eiseres is om aan te tonen dat behandeling voor haar niet toegankelijk zou zijn. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtsoverweging 186 van dit arrest. De op 1 december 2017 door eiseres overgelegde medische stukken leiden niet tot een ander oordeel. Uit die stukken blijkt immers (nog) niet dat de medische situatie van eiseres wezenlijk is veranderd ten opzichte van het BMA-advies van 18 oktober 2017, nu al in het BMA-advies sprake was van buikklachten. Verweerder heeft in deze overgelegde medische stukken ook geen aanleiding hoeven zien om opnieuw bij het BMA advies te vragen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiseres op dit punt terecht het mvv-vereiste tegengeworpen.
Artikel 8 van het EVRM
10. Ten aanzien van de vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat uitzetting van eiseres in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle voor de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM van betekenis zijnde feiten en omstandigheden bij de besluitvorming heeft betrokken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de belangenafweging ten nadele van eiseres heeft laten uitvallen. Daarbij heeft verweerder terecht ten nadele van eiseres betrokken dat zij het familieleven met referent in Nederland is aangegaan en heeft geïntensiveerd, terwijl zij nooit rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsvergunning heeft gehad. Eiseres stelt al 22 jaar in Nederland te zijn, maar heeft pas in 2008 voor de eerste keer een aanvraag ingediend. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat voor eiseres geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven met referent in Ghana uit te oefenen, nu hij eveneens afkomstig is uit Ghana. Eiseres heeft haar stelling dat zij vanwege haar verstandelijke beperking niet in staat is zich in Ghana te vestigen niet onderbouwd.
Hardheidsclausule
11. De rechtbank oordeelt vervolgens dat verweerder de medische omstandigheden, de gestelde ondervonden problemen in haar land van herkomst en de verstandelijke beperking van eiseres niet als zodanig bijzonder heeft hoeven aanmerken dat toepassing van de hardheidsclausule was aangewezen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 19 oktober 2018 terecht betrokken de beantwoording van vraag 7a in het BMA-advies van 18 oktober 2018. Niet is gebleken dat eiseres zodanig verstandelijk beperkt is dat zij afhankelijk is van mantelzorg. Zij maakt zelf afspraken met artsen en bezoekt hen zelfstandig. Voor zover sprake is van asielgerelateerde gronden, die maken dat eiseres niet kan terugkeren naar Ghana, is hiervoor de asielprocedure de geëigende procedure [3] .
12. Verweerder heeft terecht het mvv-vereiste tegengeworpen en om die reden de aanvraag afgewezen. Tegen het inreisverbod zijn geen separate gronden aangevoerd. Het inreisverbod blijkt dan ook in stand.
13. Ten aanzien van het beroep van eiser op schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen van eiser heeft mogen afzien.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 december 2016 in de zaak Paposhvili tegen België (ECLI:CE:ECHR:2016:123JUD00417381).
2.Advies van het Bureau Medische advisering van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) van 8 oktober 2017.
3.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1623, r.o. 3.3.