ECLI:NL:RBDHA:2018:10717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en beoordeling van nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herhaalde aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Kruik. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die ook als verweerder optrad in deze procedure. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 januari 2018, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de herhaalde aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser overgelegde documenten niet als nieuwe feiten (nova) konden worden aangemerkt, omdat sommige stukken al bekend waren uit de eerdere procedure. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel verweerder niet betwistte dat eiser de biologische zoon is van de referent en dat deze voldoet aan het middelenvereiste, de regels voor het verkrijgen van een mvv streng zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de nieuwe documenten niet voldoende waren om het beroep te onderbouwen, en heeft daarom het beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1063
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. Y. Özdemir),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder een door [referent] (hierna: referent) namens eiser ingediende aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van de procedure Toegang en Verblijf (TEV) afgewezen.
Bij besluit van 18 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2018.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Kruik, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is referent verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het gaat in deze zaak om een herhaalde aanvraag. De vraag is of er in deze procedure nieuwe feiten en omstandigheden zijn ten aanzien van de eerder door eiser gevoerde procedure, waarin het beroep tegen de weigering van een mvv ten behoeve van eiser door deze rechtbank bij uitspraak van 7 april 2016 (AWB 15/22408) ongegrond is verklaard. Daartoe heeft eiser stukken overgelegd. Sommige stukken waren al bekend in de vorige procedure en zijn reeds daarom geen nova. Ook de nieuwe door eiser overgelegde documenten kunnen niet als nova worden aangemerkt. Door verweerder lijkt niet te worden tegengeworpen dat eiser de biologische zoon is van referent en dat referent voldoet aan het middelenvereiste, maar de regels zijn streng. De nieuwe documenten zijn niet voldoende. Reeds daarom is het beroep ongegrond. Aan de grond dat verweerder niet op de bezwaargronden van eiser is ingegaan wordt niet toegekomen.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier, op 15 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.