ECLI:NL:RBDHA:2018:1087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
C/09/544107 en C/09/544108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan inzicht in schuldensituatie en gedragsverandering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2018 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Verzoekers, een echtpaar met vier kinderen, hadden op 4 december 2017 een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende inzicht was in hun schuldensituatie. De totale schuldenlast van de verzoekers bedroeg € 198.486,60, waaronder aanzienlijke belastingschulden. Eerder, in 2014, was een vergelijkbaar verzoek afgewezen omdat de verzoekers geen adequate verklaring konden geven over hun belastingschulden. Tijdens de zitting bleek dat de verzoekers, ondanks het beschermingsbewind, nieuwe schulden hadden opgebouwd en geen reëel beeld hadden van hun financiële situatie. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers niet aan de vereisten van goede trouw voldeden, zoals voorgeschreven in artikel 288 van de Faillissementswet. De rechtbank benadrukte dat de verzoekers onvoldoende inspanningen hadden geleverd om hun schulden af te lossen en dat er geen gedragsverandering was opgetreden sinds de eerdere afwijzing. De rechtbank wees het verzoek af, met de mogelijkheid voor de verzoekers om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/XX/XXXXXX / FT RK XX/XXXX en C/XX/XXXXXX / FT RK XX/XXXX
nummer verklaring: CDSXXXXXXXXXXX
uitspraakdatum: 19 januari 2017

[M],

en
[L],
beiden wonende te [straat en huisnummer]
[postcode en woonplaats],
verzoekers,
heeft op 4 december 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 5 januari 2017 behandeld. De verzoeker is gehoord. Mede verscheen mevrouw L. Miltenburg bewindvoerder van Sociaal.nl en een collega.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet worden de verzoeken slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoekers ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de verzoekschriften zijn ingediend, te goeder trouw zijn geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoekers dienen te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoekers een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de verzoekers wat betreft hun inspanningen de schulden te voldoen of acties hunnerzijds om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting verklaard, is het volgende gebleken.
Verzoekers zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben samen vier kinderen. Verzoekers hebben een totale schuldenlast van € 198.486,60.
De overgelegde schuldenlijst van verzoekers vermeldt vier belastingschulden voor een totaalbedrag van € 67.365,00, ontstaan in de periode van 2011 tot en met 2016. Een schuldoverzicht van de belastingdienst is niet overgelegd. Tevens vermeldt de overgelegde schuldenlijst een schuld bij Kern Kinderopvang van € 16.800,90, met ontstaansdatum 8 januari 2014.
Verzoekers hebben eerder, in 2014, een verzoek gedaan tot toelating tot de schuldsanering. Dit verzoek is destijds afgewezen, mede omdat verzoekers geen voldoende verklaring hebben kunnen geven met betrekking tot het ontstaan en omvang van de belastingschulden (destijds volgens de schuldenlijst groot € 43.026,00) en de schuld bij Kern Kinderopvang (destijds groot
€ 14.658,89).
Desgevraagd verklaren verzoekers ter zitting dat zij sinds het vorige verzoek in 2014, nu meer weten over hun schulden, zeker over de belastingschulden uit 2011. Dit betrof kinderopvangtoeslag, wat zij toen niet wisten. Van de belastingschulden uit 2012 en 2016, de hoogte van de totale belastingschuld en de schuld bij Kern Kinderopvang hebben verzoekers ter zitting verklaard geen weet te hebben. Verzoekers hebben verklaard dat zij vorig jaar naar de gemeente zijn gegaan en dat er op hun schuldenlijst schulden uit 2015 stonden, hoe dat kon was een raadsel, aangezien zij sinds 2011 geen bankpasje meer hadden en maandelijks alleen een bedrag van € 90,00 aan leefgeld kregen. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij vanaf 2013 is benoemd als bewindvoerder en dat de uitgaven van verzoekers steeds hoger waren dan de inkomsten. Hierdoor was het budgetplan niet stabiel, een oorzaak hiervoor kan de bewindvoerder ter zitting niet geven, ook kan zij geen ontstaansreden van de nieuwe schulden van verzoekers geven.
Ter zitting is aldus gebleken dat zowel verzoekers als hun bewindvoerder het ontstaan van een groot deel van de schulden niet kunnen toelichten en geen inzicht hebben in de schuldensituatie, met name in de belastingschulden. Aangezien het ontbreken van een verklaring omtrent het ontstaan van hun belastingschulden een afwijsgrond was bij hun vorige verzoek, is het eens te meer nodig dat dit inzicht thans wel wordt gegeven. Bij de oproep voor de behandeling van hun verzoekschrift zijn verzoekers er ook nadrukkelijk op gewezen een recente specificatie van de schulden aan de belastingdienst ter zitting te overleggen.
Bij gebrek aan die gegevens is de rechtbank niet in staat te beoordelen of verzoekers, in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van de opgevoerde schulden te goeder trouw zijn geweest.
Tevens zijn er na afwijzing van het vorige verzoek in 2014 nieuwe schulden ontstaan, ondanks het beschermingsbewind. De totale schuldenlast van verzoekers is inmiddels opgelopen van
€ 169.778,08 naar € 198.486,60. Van een gedragsverandering ten goede is tot op heden dus niet gebleken.
Ook dit maakt dat verzoekers naar het oordeel van de rechtbank er niet in zijn geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat zij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in genoemde periode te goeder trouw zijn geweest. Evenmin kan worden geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden gedurende langere tijd onder controle hebben gekregen.
Artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet vereist dat het voldoende aannemelijk dient te zijn dat de verzoekers de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Verzoeker heeft in 2008 zijn baan bij de Shell opgezegd om voor zijn gezin en vrouw te zorgen die tijdens haar zwangerschap bekkenproblemen had. Vanaf die tijd heeft verzoeker geen vaste baan meer gehad. Tijdelijke arbeidscontracten bij diverse werkgevers hebben niet geleid tot een vast contract. Verzoeker heeft diverse digitale sollicitatiebewijzen overgelegd, geen heeft tot een vast dienstverband geleid.
Een arbeidsovereenkomst, met ingang van 1 juli 2017, bij Grand Hotel Amrâth Kurhaus is in juli 2017 niet voortgezet en binnen de proeftijd van één maand beëindigd. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat Sociaal.nl bij het Kurhaus had aangegeven dat hij financiële en geestelijke problemen had. Dit zou de reden zijn voor het opzeggen van zijn arbeidsovereenkomst. Volgens verzoeker heeft de gemeente Zoetermeer deze problemen ook aangegeven bij Europa Hotel, zodat ook die een arbeidsovereenkomst vroegtijdig beëindigde. Verzoekster heeft sinds haar ziekte tijdens de zwangerschap niet meer gewerkt. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij de zorg draagt voor de vier kinderen. Komende week heeft zij wel een sollicitatiegesprek waar zij zeer positief over is.
Naar het oordeel van de rechtbank is ter zitting gebleken dat verzoekers nog altijd geen reëel en juist beeld hebben van de problematische situatie waarin zij verkeren. Verzoeker geeft ter zitting blijk van mooie ideeën en dromen over een eigen bedrijf en het zijn van chef-kok, echter de huidige realiteit is een zeer aanzienlijke schuldenlast en het ontbreken van een stabiel inkomen. Van verzoekers mag worden verwacht – zeker gelet op de omvang van hun schuldenlast – dat zij zich vanaf het ontstaan van hun schulden optimaal inspannen om te komen tot aflossing van de schulden. Van een daarop gerichte inspanning van verzoekers is niet gebleken. Verzoekers hebben al sinds 2008 geen stabiel inkomen. In plaats van met een beschuldigende vinger naar derden te wijzen hadden zij bij zichzelf te rade moeten gaan en verantwoordelijkheid moeten nemen.
Gelet op al het vorenstaande dient het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:

[M],

geboren op [geboortedatum] te [plaats, land],
en
[L],
geboren op [geboortedatum] te [plaats, land],
beiden wonende te [straatnaam en huisnummer],
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. D. Nobel, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2017 in tegenwoordigheid van A. van Groningen Schinkel, griffier.
De verzoeker heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag dat van deze zaak kennis moet nemen.