ECLI:NL:RBDHA:2018:10936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
NL18.15213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asiel- en vreemdelingenrechtelijke bewaringzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser was op 25 juli 2018 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Op 17 augustus 2018 werd deze bewaring verlengd met maximaal drie maanden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 27 augustus 2018 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank heeft zich vervolgens moeten buigen over de vraag of er beroep openstond tegen het verlengingsbesluit. Op basis van artikel 94, zevende lid, van de Vreemdelingenwet staat beroep tegen een verlengingsbesluit alleen open indien het gaat om een besluit als bedoeld in artikel 59, zesde lid, of artikel 59b, vijfde lid. Aangezien het beroep zich richtte tegen een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59b, derde lid, was de rechtbank van oordeel dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen beroep had ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, wat inhoudelijk had kunnen worden aangevochten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft in overweging genomen dat er een verschrijving in het verlengingsbesluit was, maar dat dit geen invloed had op de rechtmatigheid van het besluit. Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard in deze zaak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL18.15213
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 juli 2018 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Bij besluit van 17 augustus 2018 (het verlengingsbesluit) heeft verweerder de bewaring van eiser op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw met ten hoogste drie maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2018. Eiser en zijn gemachtigde hebben laten weten niet ter zitting te verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is van Marokkaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] 1972.
Dit beroep richt zich tegen het besluit van verweerder van 17 augustus 2018, waarbij de bewaring van eiser op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw met ten hoogste drie maanden is verlengd met toepassing van artikel 59b, derde lid, van de Vw. Dit besluit is tegelijk genomen met een asielbeschikking, waarbij eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, kan naar het oordeel van de rechtbank het besluit op grond van artikel 30a, tweede lid, van de Vw gelezen in samenhang met artikel 45, eerste lid, van de Vw niet worden aangemerkt als een onderdeel van de meeromvattende asielbeschikking.
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of tegen het verlengingsbesluit beroep open staat. Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw staat tegen een besluit tot verlenging van een vrijheidsbenemende maatregel slechts beroep open indien het gaat om een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59, zesde lid, of artikel 59b, vijfde lid, van de Vw. Omdat dit beroep zich richt tegen een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59b, derde lid, van de Vw, is de rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen dit verlengingsbesluit.
4. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Vw, in welk kader inhoudelijk kan worden opgekomen tegen een verlenging van de bewaring. Daarom ziet de rechtbank geen ruimte om de door eiser aangevoerde beroepsgrond tegen het verlengingsbesluit te betrekken bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Geheel ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. Als enige beroepsgrond heeft eiser aangevoerd dat het verlengingsbesluit is genomen op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw, terwijl dit artikellid deze bevoegdheid niet verleend. Daarom is het verlengingsbesluit volgens eiser op onjuiste gronden geslagen. Verweerder heeft ter zitting erop gewezen dat het verlengingsbesluit de juiste grondslag vermeldt, te weten artikel 59b, derde lid, van de Vw, en dat daarin per abuis ook één maal artikel 59, derde lid, van de Vw is vermeld. Deze verschrijving in een standaardzin heeft zij inmiddels teruggekoppeld aan de desbetreffende afdeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van S. Brussaard, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
03 september 2018

Documentcode: DSR3851167

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.