ECLI:NL:RBDHA:2018:10952
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en psychische problemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 28 april 2017 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De aanvraag werd niet in behandeling genomen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser eerder een Schengenvisum had ontvangen van de Franse autoriteiten en Nederland op grond van de Dublinverordening niet verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Eiser had eerder al een beroep ingesteld tegen een besluit van 31 mei 2017, waarin zijn asielaanvraag eveneens niet in behandeling werd genomen. Dit beroep werd ongegrond verklaard door de rechtbank in Utrecht en bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2018, waar eiser en zijn partner aanwezig waren, heeft de rechtbank overwogen dat de door eiser aangevoerde psychische problemen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de Franse autoriteiten verantwoordelijk waren voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiser niet had aangetoond dat hij niet adequaat geholpen zou worden in Frankrijk. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Eiser had niet aangetoond dat de overdracht aan Frankrijk zou leiden tot schending van zijn rechten, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.