ECLI:NL:RBDHA:2018:10981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
C/09/520601 / HA ZA 16-1208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten door verkoop van namaakproducten via Marktplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Chanel S.A.S. en een gedaagde, die wordt beschuldigd van inbreuk op de merkrechten van Chanel. Chanel, houdster van verschillende internationale merken, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt op haar beeldmerk en eiste dat de gedaagde zou stoppen met het verhandelen van inbreukmakende producten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat de inbreukmakende handelingen niet door haar zelf zijn verricht. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, ondanks haar verweer, onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De rechtbank heeft de vorderingen van Chanel grotendeels toegewezen, inclusief een veroordeling tot het staken van de inbreukmakende activiteiten en het betalen van proceskosten. De gedaagde is ook veroordeeld tot het afdragen van de nettowinsten die zij heeft genoten uit de verkoop van de inbreukmakende producten aan Chanel, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis benadrukt de bescherming van intellectuele eigendomsrechten en de verantwoordelijkheden van verkopers op platforms zoals Marktplaats.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/520601 / HA ZA 16-1208
Vonnis van 5 september 2018
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
CHANEL S.A.S.,
gevestigd te Neuilly-sur-Seine, Frankrijk,
eiseres,
advocaat mr. E.J.V.T. van den Broek te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. van Stralen te Utrecht.
Partijen zullen hierna Chanel en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2016 met producties 1-11;
  • de akte zijdens Chanel van 23 november 2016 met productie 12 (proceskostenoverzicht);
  • de conclusie van antwoord van 12 juli 2017 met producties 1-2;
  • het tussenvonnis van 16 augustus 2017;
  • de akte zijdens Chanel van 9 januari 2018 met productie 13 (nadere specificatie proceskosten);
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Chanel is houdster van onder meer de volgende internationale merken (hierna gezamenlijk: de merken):
- het internationaal beeldmerk
, met gelding in de Benelux, met nummer 1189929, dat op 8 juli 2013 is geregistreerd voor waren en diensten in onder meer klasse 3 (waaronder parfums) en 18 (waaronder (imitatie)lederwaren, handtassen en portemonnees) (hierna: het beeldmerk);
- het internationaal woordmerk CHANEL, met gelding in de Benelux, met nummer 1190042, dat op 8 juli 2013 is geregistreerd voor waren en diensten in onder meer klasse 3 (waaronder parfums) en 18 (waaronder (imitatie)lederwaren, handtassen en portemonnees) (hierna: het woordmerk).
2.2.
In februari 2016 stond de volgende aanbieding op Facebook:
2.3.
In april 2016 stond de volgende advertentie van My Home op Marktplaats.nl:
2.4.
In mei 2016 wordt in overleg met Chanel door onderzoeksbureau ACP contact gelegd met My Home. In een bericht van 12 mei 2016 informeert My Home “Marjan” van ACP als volgt:
2.5.
In een bericht van 18 mei 2016 informeert My Home “Yasmine” van ACP als volgt:
2.6.
Na overmaking van genoemd bedrag ontvangt “Yasmine” van ACP een envelop daarin een portemonnee met op de voorzijde het beeldmerk:
2.7.
Namens Chanel is aan [gedaagde] op 4 juli 2016 een sommatiebrief verzonden waarin [gedaagde] is gesommeerd de inbreuken op de merken te staken en waarin haar een minnelijke regeling is voorgesteld, onder meer inhoudende de ondertekening van een met een boetebeding versterkte onthoudingsverklaring. [gedaagde] heeft betrokkenheid bij de inbreuken ontkend en aangegeven dat een andere – tijdelijk bij haar inwonende – persoon, naar haar weten parfums heeft verkocht en zijn advertenties met gebruikmaking van haar ip-adres heeft geplaatst. [gedaagde] heeft Chanel verwezen naar een ander adres en geen onthoudingsverklaring getekend.

3.Het geschil

3.1.
Chanel vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. te verklaren voor recht dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het internationaal beeldmerk;
[gedaagde] te veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de merken, meer in het bijzonder het vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van inbreukmakende producten, te staken en gestaakt te houden;
[gedaagde] te bevelen om binnen tien werkdagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de advocaat van Chanel schriftelijk, door een accountant dan/wel gediplomeerde onafhankelijke administrateur, aan te wijzen door Chanel en waarvan [gedaagde] de kosten draagt, gecertificeerde, met deugdelijke bescheiden gestaafde opgave te doen ingevolge artikel 2.21 lid 4 BVIE van:
a. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die bij [gedaagde] per de datum van het vonnis aanwezig is of (indirect) in voorraad wordt gehouden;
b. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die door [gedaagde] is ingekocht dan wel is vervaardigd of die zij heeft doen inkopen dan wel heeft doen vervaardigen;
c. de door [gedaagde] intern gerekende kostprijs dan wel betaalde inkoopprijzen alsmede de door [gedaagde] gehanteerde verkoopprijzen voor de inbreukmakende producten;
d. het totale bedrag van de door [gedaagde] als gevolg van de verhandeling van de inbreukmakende producten genoten bruto- en nettowinst, alsmede de berekeningswijze daarvan;
e. de namen en adressen van alle bij de verhandelingen en vervaardiging van de inbreukmakende producten betrokken (rechts)personen (waaronder de namen en adressen van alle leveranciers);
voorts primair:
[gedaagde] te veroordelen tot winstafdracht op grond van artikel 2.21 lid 4 BVIE van de met de hier aan de orde zijnde handelingen genoten winsten aan Chanel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
dan wel subsidiair:
[gedaagde] op grond van art 2.21 lid 1 BVIE te veroordelen om aan Chanel te vergoeden een forfaitaire vergoeding voor de schade die zij heeft geleden en onverhoopt nog verder zal lijden ten gevolge van inbreuk van [gedaagde] op de merkrechten van Chanel, althans ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Chanel van € 50,- per inbreukmakend verkocht product, ten minste 45 x € 50,- = € 2.250,- doch te vermenigvuldigen met de verkochte aantallen die zullen blijken uit de rekening en verantwoording als onder iii) gevorderd;
[gedaagde] te veroordelen voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder ii), iii) en of vii) bepaalde, aan Chanel te betalen een dwangsom van € 500,-- per inbreukmakend product of per dag (een gedeelte van een dag tot een hele gerekend), zulks ter keuze van Chanel;
[gedaagde] te bevelen eventuele voorraad van inbreukmakende producten voor eigen rekening binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis op een door Chanel te bepalen adres in Nederland ter vernietiging aan Chanel af te geven;
[gedaagde] te veroordelen in de volledige proceskosten conform artikel 1019h Rv [1] te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening.
3.2.
Chanel voert daartoe aan dat door [gedaagde] producten voorzien van de merken zijn aangeboden en verkocht, welke niet van Chanel afkomstig zijn en evenmin met toestemming van Chanel van de merken zijn voorzien, zodat [gedaagde] handelt in namaakproducten en daarmee inbreuk maakt op de merkrechten van Chanel als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 aanhef en onder a BVIE [2] . Chanel leidt daardoor schade.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist niet dat op haar naam en vanaf haar adres en met gebruikmaking van haar e-mailaccount en bankrekening producten zijn verkocht die niet van Chanel afkomstig zijn maar wel zijn voorzien van tenminste één van de merken (hierna: de inbreukmakende producten), maar voert aan dat de feitelijke handelingen zijn verricht door de destijds bij haar inwonende [A] , die de beschikking zou hebben gehad over al haar persoonsgegevens, waaronder ook haar e-mailadres en bankrekening. Ook zou de inbreuk niet zo omvangrijk zijn als Chanel stelt.
4.2.
Chanel heeft het verweer van [gedaagde] gemotiveerd betwist. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat [gedaagde] zelf aanvoert dat [A] op 2 mei 2016 door haar uit huis is gestuurd, terwijl de testaankoop dateert van 18 mei 2016. Ook heeft Chanel aan de hand van de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften naar voren gebracht dat [gedaagde] in de periode april-mei 2016 regelmatig bedragen overgemaakt heeft gekregen onder de omschrijving van parfumnamen als bijvoorbeeld Chanel Chance, Chanel Allure en Coco Chanel, terwijl die bedragen aanzienlijk lager zijn dan die in de detailhandel gebruikelijk zijn. Er is volgens Chanel dan ook sprake van stelselmatige handel in namaakproducten.
4.3.
De rechtbank heeft ruimschoots vóór de comparitie van partijen [gedaagde] verzocht het verweer dat niet zij maar een ander de verweten handelingen heeft verricht, dat [A] reeds eerder de persoonsgegevens van een andere vrouw voor vergelijkbare handelingen heeft misbruikt en dat [gedaagde] zelf psychiatrische problemen en werk noch inkomen heeft, te onderbouwen. Deze onderbouwing is achterwege gebleven. [gedaagde] is evenmin in persoon ter zitting verschenen, terwijl zij zich wel heeft laten vertegenwoordigen door haar advocaat. Op concrete vragen, zoals de vraag of [gedaagde] het handschrift van de sub 2.6 getoonde envelop bekend voorkomt, is geen antwoord gekomen. De rechtbank gaat er bij die stand van zaken als onvoldoende gemotiveerd betwist vanuit dat de inbreukmakende handelingen door [gedaagde] zelf zijn verricht.
4.4.
Dat de inbreuk meer omvat dan slechts enkele producten, blijkt naar het oordeel van de rechtbank reeds uit de sub 2.2 en 2.4 opgenomen berichten, waarin wordt gesproken over een partij van tientallen portemonnees. Dat de door Chanel genoemde bijschrijvingen op de rekening van [gedaagde] zien op verkoop van verschillende inbreukmakende parfums, is bovendien niet weersproken.
4.5.
Nu de vorderingen overigens niet zijn bestreden, wijst de rechtbank deze toe als na te melden, waarbij de veroordeling wordt beperkt tot de Benlux. [gedaagde] zal een periode van 8 weken in plaats van de gevorderde 10 dagen krijgen om de gevraagde opgave te doen, waarbij deze termijn gaat lopen niet eerder dan dat de door Chanel aan te wijzen administrateur contact met haar heeft opgenomen èn dit vonnis aan haar is betekend. De gevorderde dwangsom zal gelet op de prijzen van de inbreukmakende producten worden beperkt en gemaximeerd.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Chanel vordert vergoeding van de werkelijke kosten op de voet van artikel 1019h Rv, en stelt deze op € 4.425,15 te vermeerderen met € 1.349,04 aan verschotten en griffierecht. De hoogte van die kosten wordt echter in beginsel gemaximeerd door de Indicatietarieven in IE-zaken [3] . De rechtbank is van oordeel dat in deze als eenvoudig te kwalificeren zaak het door Chanel gevorderde bedrag (dat aanzienlijk lager is dan het voor dergelijke zaken bepaalde maximumtarief van € 8.000) redelijk en evenredig is en derhalve kan worden toegewezen. De totale proceskosten aan de zijde van Chanel worden derhalve begroot op € 5.774,19.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het sub 2.1 opgenomen beeldmerk;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de sub 2.1 opgenomen merken, meer in het bijzonder het vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van de im 4.1 bedoelde inbreukmakende producten in de Benelux, te staken en gestaakt te houden;
5.3.
beveelt [gedaagde] om op haar kosten, voor zover die redelijk zijn, binnen 8 weken nadat zowel betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden als dat de hierna te noemen administrateur contact heeft opgenomen met [gedaagde] , aan de advocaat van Chanel schriftelijk een (door een gediplomeerde en door Chanel aan te wijzen onafhankelijke administrateur opgestelde) met deugdelijke bescheiden gestaafde opgave te doen ingevolge artikel 2.21 lid 4 BVIE van:
a. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die bij [gedaagde] per de datum van het vonnis aanwezig is of (indirect) in voorraad wordt gehouden;
b. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die door [gedaagde] is ingekocht dan wel is vervaardigd of die zij heeft doen inkopen dan wel heeft doen vervaardigen;
c. de door [gedaagde] intern gerekende kostprijs dan wel betaalde inkoopprijzen alsmede de door [gedaagde] gehanteerde verkoopprijzen voor de inbreukmakende producten;
d. het totale bedrag van de door [gedaagde] als gevolg van de verhandeling van de inbreukmakende producten genoten bruto- en nettowinst, alsmede de berekeningswijze daarvan;
e. de namen en adressen van alle bij de verhandeling en vervaardiging van de inbreukmakende producten betrokken (rechts)personen (waaronder de namen en adressen van alle leveranciers);
5.4.
beveelt [gedaagde] eventuele voorraad van inbreukmakende producten voor eigen rekening binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis op een door Chanel te bepalen adres in Nederland ter vernietiging aan Chanel af te geven;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan Chanel te betalen een dwangsom van € 250,- per product dan wel, naar keuze van Chanel, per dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan het sub 5.2, 5.3 en 5.4 bepaalde voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot afdracht op grond van artikel 2.21 lid 4 BVIE van de met de hier aan de orde zijnde handelingen genoten nettowinsten aan Chanel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Chanel tot op heden begroot op € 5.774,19;
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft het sub 5.2 tot en met 5.7 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2018.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), inwerkingtreding: 1-9-2006, laatstelijk gewijzigd bij Trb. 2018, 35
3.Versie 1 april 2017