Op 13 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die in 2015 was uitgesproken. De bewindvoerder had op 19 januari 2018 een verslag uitgebracht waarin werd gesteld dat de schuldenaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. Tijdens de zittingen op 17 april en 8 juni 2018 werd de schuldenaar in de gelegenheid gesteld om een voorstel te doen om de tekortkomingen te herstellen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar een achterstand had van € 4.125,00 in de afdrachtverplichting en nieuwe schulden had gemaakt, wat leidde tot de conclusie dat hij toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechtbank benadrukte dat een verlenging van de schuldsaneringsregeling niet vanzelfsprekend is en dat de schuldenaar moet aantonen dat hij zich heeft ingespannen om zijn verplichtingen na te komen. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen van de schuldenaar niet hersteld konden worden binnen de maximale verlenging van de regeling. De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten en dat de schuldsaneringsregeling zonder schone lei eindigde. De vergoeding van de bewindvoerder werd vastgesteld op € 3.500,22, en het vastrecht op € 617,-.