ECLI:NL:RBDHA:2018:11129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2018
Publicatiedatum
14 september 2018
Zaaknummer
C/09/15/451 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling en tekortkomingen in de sollicitatieplicht

Op 16 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank beoordeelde of de schuldenaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar was in 2015 in de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar de bewindvoerder had geconstateerd dat er tekortkomingen waren in de informatie-, inspannings- en afdrachtverplichting. Tijdens de zitting op 2 juli 2018 werd besproken dat de schuldenaar zijn behandeling voor verslavingsproblematiek succesvol had afgerond, maar dat hij niet tijdig had gemeld dat hij niet meer onder behandeling was, wat leidde tot een tekortkoming in de sollicitatieplicht. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen niet van bijzondere aard waren en dat de schuldenaar in de gelegenheid moest worden gesteld om deze te herstellen. De rechtbank besloot de termijn van de schuldsaneringsregeling met twaalf maanden te verlengen, ingaande op 25 juli 2018, zodat de schuldenaar de kans kreeg om zijn verplichtingen na te komen. De beslissing werd genomen zonder bezwaren van schuldeisers en met inachtneming van de gelijkheid tussen schuldenaren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummers: C/09/15/[000] R
uitspraakdatum : 16 juli 2018
In de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar]
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende [adres, postcode en woonplaats],

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 26 juni 2015 is ten aanzien schuldenaar de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en van E.A. de Snoo (Van der Linden c.s. B.V.) kantoorhoudende te Zwijndrecht, tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw) schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verslag houdt onder meer in dat sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de informatie-, inspannings- en afdrachtverplichting.
1.3
Bij brief van 18 juni 2018 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.4
Op 2 juli 2018 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. De bewindvoerder en de schuldenaar, bijgestaan door mr. A. Karaçelik, zijn ter zitting verschenen en gehoord.
1.5
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 26 juni 2018 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend.
2.2
Uit hetgeen ter terechtzitting is besproken is gebleken dat de tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting en afdrachtverplichting nagenoeg zijn hersteld.
2.3
Voor wat betreft de tekortkoming in de nakoming van de inspanningsverplichting, overweegt de rechtbank als volgt. De rechter-commissaris heeft schuldenaar tot 26 oktober 2017 vrijgesteld van de inspanningsplicht onder de voorwaarde dat schuldenaar onder behandeling zou blijven voor zijn verslavingsproblematiek en psychische stoornis. Schuldenaar heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn behandeling succesvol is afgerond. Toen hij geen behandeling meer volgde, voldeed hij niet meer aan de voorwaarde. Vanaf dat moment is een tekortkoming in de sollicitatieplicht ontstaan. Het was niet aan verzoeker zelf om te beoordelen of het einde van de behandeling wel of geen gevolgen zou hebben voor zijn inspanningsplicht.
2.4
De succesvolle afronding van een behandeling voor een aandoening die (mede) grond is voor een vrijstelling is een voor de inspanningsplicht relevant gegeven. Dat klemt temeer nu die behandeling, zoals onder 2.3 overwogen, een expliciete voorwaarde voor die vrijstelling was. Daarbij komt dat een succesvolle afronding van een behandeling een verbetering van de arbeidscapaciteit kan betekenen. Schuldenaar diende de afronding van de behandeling dan ook direct en ongevraagd aan de bewindvoerder door te geven. De bewindvoerder en daarmee ook de rechter-commissaris is die informatie onthouden, zodat zij niet konden beoordelen of de vrijstelling nog bleef gelden, al dan niet onder andere voorwaarden. Er is dan ook sprake van een ernstige schending van de informatieplicht.
2.5
Anders dan de bewindvoerder heeft betoogd is bij de beoordeling van een tekortkoming niet relevant of die een benadeling van de schuldeisers heeft opgeleverd. Dat zou betekenen dat sommige van de vier verplichtingen belangrijker worden dan andere. Ook lopen schuldenaren met een betaalde baan bij een dergelijke gedachtegang meer risico op ‘benadeling van schuldeisers’ – en dus op een verlenging of einde van de regeling zonder schone lei – dan degenen die enkel hoeven informeren en geen nieuwe schulden mogen maken. Dat is een niet te rechtvaardigen onderscheid tussen schuldenaren.
2.6
Deze toerekenbare tekortkomingen zijn niet van bijzondere aard of geringe betekenis.
2.7
De opmerking van de bewindvoerder dat er gedurende een eventuele verlenging geen afloscapaciteit is, zodat een verlenging niet aangewezen, is moet schipbreuk lijden. Als die redenering opgeld zou doen, dan zou een schuldenaar zonder afloscapaciteit zijn tekortkomingen niet hoeven herstellen en een schuldenaar mét afloscapaciteit wel. Dat druist in tegen het principe dat elke schuldenaar, ongeacht verdiencapaciteit, gelijke kans op een schone lei heeft. Schuldenaren moeten zich dan ook gelijkelijk inspannen om tekortkomingen te herstellen.
2.8
Bij de beoordeling van het verzoek om een verlenging moet vooropgesteld worden dat een verlenging van de schuldsaneringsregeling niet een recht of een vanzelfsprekend-heid is. De mogelijkheid van verlenging is ervoor om schuldenaren die om (in de schuldsaneringsregeling) begrijpelijke redenen tekort zijn geschoten of die na een eerdere tekortkoming hebben laten zien zich te hebben ingespannen om al hun verplichtingen alsnog naar behoren na te komen een kans te bieden de regeling alsnog tot een goed einde te brengen.
Voldoende staat vast dat schuldenaar de overige uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen en ook de informatieplicht, op de hiervoor geconstateerde schending na. Dat schuldenaar met zijn herniaklachten meende dat de vrijstelling doorliep is, hoewel de tekortkoming in de sollicitatieplicht toerekenbaar is en hoewel zijn visie op zich geen vrijstelling opleverde, niet geheel onbegrijpelijk.
2.9
De rechtbank zal schuldenaar dan ook in de gelegenheid stellen de tekortkoming te herstellen en de schuldsaneringsregeling van schuldenaar verlengen voor de duur van de tekortkoming in de inspanningsplicht oftewel met twaalf maanden. Schuldenaar dient gedurende de verlenging van de schuldsanering zich aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling te houden. Zolang schuldenaar niet is vrijgesteld van de inspanningsverplichting betekent dit dat schuldenaar minimaal vier keer per maand aantoonbaar dient te solliciteren. Er is niet gebleken van bezwaren van schuldeisers. De schuldsaneringsregeling zal derhalve worden voortgezet.
2.1
De verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling gaat in zodra dit vonnis onherroepelijk is geworden. Dat is, als geen hoger beroep wordt ingesteld en met inachtneming van de Algemene Termijnenwet, op 25 juli 2018.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de schuldsaneringsregeling met twaalf maanden;
- verstaat dat die verlenging ingaat op 25 juli 2018 en daarom zal lopen tot en met 25 juli 2019.
Gewezen door mr. G.H.M. Smelt, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 juli 2018 in tegenwoordigheid van A.S. Snel, griffier.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.