ECLI:NL:RBDHA:2018:11204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse homoseksueel wegens onvoldoende zwaarwegend asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Cubaanse homoseksueel die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat het asielrelaas van eiser niet als zwaarwegend genoeg werd beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Cuba problemen ondervond, waaronder mishandeling door de politie en boetes vanwege zijn flamboyante kleding. Tijdens de zitting op 11 januari 2018 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigden waren wel aanwezig.
De rechtbank oordeelde dat het asielrelaas van eiser geloofwaardig was, maar dat de problemen die hij had ondervonden niet voldoende zwaarwegend waren om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. De rechtbank stelde vast dat homoseksualiteit in Cuba niet strafbaar is en dat er geen bewijs was dat LHBT-ers in Cuba systematisch worden vervolgd. Eiser had niet aangetoond dat hij persoonlijk risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar Cuba. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om substantiële en overtuigende bewijsstukken te overleggen die hun vrees voor vervolging rechtvaardigen. De rechtbank wees erop dat eiser niet had aangetoond dat hij de bescherming van de autoriteiten had ingeroepen, wat zijn zaak verder verzwakte. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.