ECLI:NL:RBDHA:2018:11270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huur na toelating WSNP onbetaald? Beoordeling van de positie van de verhuurder als nieuwe schuldeiser in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een kwestie rondom de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die in 2015 was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhuurder, die een vordering had op de schuldenares voor onbetaalde huur, geen schuldeiser is in de zin van artikel 353 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat de vordering van de verhuurder een 'nieuwe schuld' betreft, die niet onder de schuldsaneringsregeling valt. Dit betekent dat de verhuurder geen rechten kan ontlenen aan de schone lei die de schuldenares na afloop van de schuldsaneringsregeling zou verkrijgen.
De procedure begon met een vonnis van 25 juni 2015, waarin de schuldsaneringsregeling werd uitgesproken. De bewindvoerder had verslag uitgebracht over de beëindiging van deze regeling. De verhuurder had een vordering ingediend voor onbetaalde huurpenningen over 2017, maar de rechtbank oordeelde dat deze vordering niet bestond ten tijde van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeerde dat de verhuurder geen positie had in deze procedure en dat de informatie die hij aanleverde niet relevant was voor de beoordeling van de tekortkomingen van de schuldenares.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat er tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld was ontstaan. Hierdoor was er geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft besloten dat de schuldsaneringsregeling eindigt en dat de schuldenares de schone lei zal ontvangen. Tevens is er een verzoek gedaan om de vergoeding van de bewindvoerder te heroverwegen, gezien de onduidelijkheid die was ontstaan over de contante betalingen.