ECLI:NL:RBDHA:2018:11273

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
09/827374-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via Marktplaats met vals geld

Op 19 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting via Marktplaats. De verdachte heeft in totaal vier slachtoffers opgelicht door te reageren op advertenties voor mobiele telefoons, waarbij hij telkens een valse naam gebruikte en betaalde met vals geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat hij op verschillende data en locaties de slachtoffers heeft benaderd. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door de slachtoffers te bewegen tot de afgifte van hun telefoons. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij nauw en bewust met anderen samenwerkte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk gekozen voor een taakstraf van 180 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de rechtbank heeft beoordeeld op basis van de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827374-16
Datum uitspraak: 19 september 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 september 2018.
De rechtbank nam kennis van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. S. de Korte naar voren is gebracht.
Verder is verschenen en gehoord de aangever [aangever (2)] . [1]

2.De beschuldigingen

De officier van justitie verwijt de verdachte, kort samengevat, dat hij de aangevers:
  • [aangever (1)] op [pleegdatum] (
  • [aangever (2)] op [pleegdatum] (
  • [aangever (3)] op [pleegdatum] (
  • [aangever (4)] op [pleegdatum] (
heeft opgelicht door telkens te reageren op een Marktplaatsadvertentie, een valse naam te gebruiken, af te spreken en vervolgens te betalen met vals geld, waardoor zij werden bewogen tot het afgeven van hun telefoon. Dit zou de verdachte alleen of met een ander of anderen hebben gedaan, aldus de officier van justitie.
De volledige tekst van de tenlastelegging is aangehecht als bijlage I en maakt onderdeel uit van dit vonnis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat de verdachte de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een andere persoon heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2 en 3 vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Waar nodig, zal de rechtbank hierna ingaan op de door de raadsman gevoerde verweren.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [2]
3.3.1
Feit 1
De aangeefster [aangever (1)] had haar mobiele telefoon op Marktplaats te koop gezet. Op [pleegdatum] reageerde de verdachte hierop en bood een bedrag van 260 euro. De aangeefster vond dat goed. De verdachte belde de aangeefster met het telefoonnummer [telefoonnummer] en stelde zich voor als [alias] . Zij maakten een afspraak om elkaar te ontmoeten. In de avond ging de verdachte met een vriend naar de woning van de aangeefster aan het [adres] in [plaats] . De verdachte is vervolgens eerst zogenaamd gaan pinnen. Daarna gaf hij de aangeefster twee briefjes van 50 euro en acht briefjes van 20 euro. De aangeefster gaf vervolgens haar mobiele telefoon aan de verdachte, waarna de verdachte met zijn vriend vertrok. Toen de aangeefster naar buiten keek, zag zij de verdachte en zijn vriend wegrennen. [3] De briefjes die de verdachte had gegeven waren vals. [4]
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het feit met zijn vriend [medeverdachte] heeft gepleegd. [5]
Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn vriend [medeverdachte] de aangeefster [aangever (1)] heeft opgelicht door haar met betaling met vals geld te bewegen tot afgifte van haar mobiele telefoon.
3.3.2.
Feit 3
De aangeefster [aangever (3)] had haar mobiele telefoon op Marktplaats te koop gezet. Een persoon met de naam [alias] bood een bedrag van 150 euro voor de telefoon. Op [pleegdatum] belde een persoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] naar de aangeefster. De beller, een man, zei dat hij de telefoon kwam ophalen. Om 22.00 uur kwam een man bij de woning van aangeefster aan het Pieter [adres] in [plaats] . De man betaalde de aangeefster met drie briefjes van 50 euro. De aangeefster gaf haar telefoon en de man vertrok. Toen de partner van de aangeefster met een van de briefjes van 50 wilde betalen, bleek het vals. [6] Een ander briefje van 50 euro was al eerder uitgegeven.
Een van de overgebleven bankbiljetten van 50 euro is onderzocht en bleek vals. Het bankbiljet had het serie- en plaatnummer [nummer] . [7] De rechtbank constateert dat de verdachte bij het onder 1 bewezen verklaarde feit ook een bankbiljet van 50 euro met hetzelfde serie- en plaatnummer [nummer] gebruikte. [8]
De simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] zat in de periode van 1 tot en met 7 juni 2016 in een telefoon met IMEI-nummer [nummer] . [9] Die mobiele telefoon is bij de aanhouding van de verdachte op [datum] bij hem aangetroffen. [10]
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat de mobiele telefoon die bij hem is aangetroffen niet alleen door hemzelf werd gebruikt, maar door alle leden van de groep waartoe hij behoorde. De rechtbank zal die verklaring als onaannemelijk terzijde schuiven. Dat komt omdat de verdachte eerst op de zitting met deze verklaring is gekomen, nadat het politieonderzoek was afgerond en de verdachte het dossier heeft kunnen lezen. Daar komt nog bij dat de stelling onvoldoende is onderbouwd.
Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster [aangever (4)] op [pleegdatum] heeft opgelicht door haar met betaling met vals geld te bewegen tot afgifte van haar telefoon.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen. Dat komt omdat niet is vast komen te staan dat de verdachte nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt.
3.3.4
Feit 4
De aangeefster [aangever (4)] had haar mobiele telefoon op Marktplaats te koop gezet. Op
[datum] reageerde een man met de naam [alias] op de advertentie. De man e-mailde haar vanaf het adres
[e-mailadres]en gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer] . Zij spraken een verkoopbedrag van 200 euro af en maakten een afspraak om elkaar te ontmoeten. Op [pleegdatum] was de aangeefster bij haar vader die woont aan de [adres] in [plaats] . De man kwam bij haar aan de deur en gaf haar vier briefjes van 50 euro. Vervolgens gaf zij de man haar mobiele telefoon. Toen de aangeefster de briefjes wilde afstorten, kreeg zij de melding dat de briefjes vals waren. [11]
Uit een brief van de Rabobank volgt dat alle vier de bankbiljetten vals waren. [12]
Het e-mailadres
[e-mailadres]werd gebruikt vanaf het adres [adres] in [plaats] . De verdachte woont op dat adres. [13]
De simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] zat in de periode van [datum] in een telefoon met IMEI-nummer [nummer] . [14] Die mobiele telefoon is bij de aanhouding van de verdachte op [datum] bij hem aangetroffen. [15] Zoals al is overwogen, vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat die telefoon ook door anderen werd gebruikt.
Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster [aangever (4)] op [pleegdatum] heeft opgelicht door haar met betaling met vals geld te bewegen tot afgifte van haar mobiele telefoon.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen. Dat komt omdat niet is vast komen te staan dat de verdachte nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt.
3.3.4
Feit 2
De aangever [aangever (2)] heeft zijn mobiele telefoon op Marktplaats te koop gezet. Op [datum] reageerde ene [alias] op de advertentie en bood 380 euro. De aangever accepteerde het bod. [alias] gaf als telefoonnummer door [telefoonnummer] . De aangever en [alias] spraken met elkaar af. Op [pleegdatum] kwam [alias] naar de woning van de aangever aan de [adres] in [plaats] . [alias] gaf de aangever vier briefjes van 50 euro en negen briefjes van 20 euro. Toen de aangever de briefjes wilde afstorten, gaf de geldautomaat aan dat de briefjes vals waren. [16]
Uit de transactiebon volgt dat twaalf biljetten voor vals-geldonderzoek door de bank zijn achtergehouden. [17]
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zich wel eens heeft uitgegeven als ‘ [alias] ’. [18] Hij ontkende echter dat hij bij de oplichting was betrokken.
De rechtbank zal gebruik maken van schakelbewijs. Dat is bewijs dat voor een ander, soortgelijk, bewezenverklaard feit is gebruikt en als steunbewijs kan dienen voor het te bewijzen feit. Het moet gaan om bewijs dat op essentiële punten overeenkomsten vertoont met het bewijs van het te bewijzen feit en dat duidt op een overeenkomend specifiek patroon.
Uit de bewezenverklaarde oplichting van de aangeefster [aangever (1)] (
feit 1) volgt dat de verdachte de volgende modus operandi (werkwijze) gebruikte. De verdachte:
  • reageerde op een Marktplaatsadvertentie waarin een mobiele telefoon werd aangeboden;
  • gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer] ;
  • gebruikte de valse naam ‘ [alias] ’;
  • en betaalde met valse bankbiljetten van 50 en van 20 euro.
Anders dan de raadsman vindt de rechtbank deze werkwijze voldoende specifiek en bijzonder om te kunnen dienen als schakelbewijs.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de werkwijze van ‘ [alias] ’ op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze van de verdachte. Daar komt nog bij dat de simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode van [datum] in de telefoon zat die op [datum] bij de verdachte is aangetroffen. [19]
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de verdachte niet past in het door de aangeefster opgegeven signalement, zodat sprake is van ontlastend bewijs. De rechtbank vindt dat het door aangeefster opgegeven signalement niet van dien aard is dat de verdachte op basis daarvan volledig kan worden uitgesloten als mogelijke dader. Verdachte past op hoofdlijnen in het signalement, namelijk voor zover inhoudende dat het ging om een man met een licht getinte huidskleur, tussen de 25 en 35 jaar oud van ongeveer 175 tot 180 centimeter lang. Gelet hierop ziet de rechtbank het signalement niet als voor verdachte ontlastend bewijs.
Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever [aangever (3)] op [pleegdatum] heeft opgelicht door hem met betaling met vals geld te bewegen tot afgifte van zijn mobiele telefoon.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen. Dat komt omdat niet is vast komen te staan dat de verdachte nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op [pleegdatum] te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (1)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een mobiele telefoon, door:
 te reageren op een advertentie op Marktplaats en;
 daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en;
 een afspraak te maken voor de overdracht en;
 te betalen met vals geld.
2.
op [pleegdatum] te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever (2)]heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een mobiele telefoon, door:
 te reageren op een advertentie op Marktplaats en;
 daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en;
 een afspraak te maken voor de overdracht en;
 te betalen met vals geld.
3.
op [pleegdatum] te [plaats] met het oogmerk om wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (3)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een mobiele telefoon, door;
 te reageren op een advertentie op Marktplaats en;
 daarin gebruik te maken van een valse naam [alias] en;
 een afspraak te maken voor de overdracht en;
 te betalen met vals geld
4.
op [pleegdatum] te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (4)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een mobiele telefoon, door:
 te reageren op een advertentie op Marktplaats en
 daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en
 een afspraak te maken voor de overdracht en
 te betalen met vals geld.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte

Het bewezenverklaarde en de verdachte zijn volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Dit levert de hierna onder 8. genoemde strafbare feiten op.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de algemene voorwaarden en een meldplicht. De officier van justitie heeft rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een meldplicht en behandelverplichting. Daarvoor heeft de raadsman gewezen op overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat de verdachte na de bewaringstermijn op vrije voeten is gesteld.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van een straf rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd. Ook kijkt de rechtbank naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
In deze zaak overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft zich in korte tijd vier keer schuldig gemaakt aan oplichting door met vals geld telefoons te kopen van particulieren die hun telefoon op Marktplaats te koop hadden gezet. Zulke strafbare feiten kunnen de maatschappij ernstig schaden. De verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van de verkopers. In de samenleving moet men erop kunnen vertrouwen dat geld echt en onvervalst is. Het in omloop brengen van vals geld brengt in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het geldelijk verkeer schade toe en dupeert in het bijzonder de onwetende ontvanger van dat geld. Ook ondervindt het handelsverkeer in het algemeen schade en overlast van vals geld. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
Uit het strafblad van de verdachte van [datum] volgt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank ziet in de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden om deze in strafverminderende zin in de strafoplegging te betrekken.
Wel houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat deze zaak onnodig lang heeft stilgelegen en dat daarmee ook de redelijke termijn met ruim twee maanden is overschreden.
De rechtbank komt tot de volgende conclusie.
De verdachte heeft vier zeer kwalijke strafbare feiten gepleegd die in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden rechtvaardigen. Vanwege het tijdsverloop zal de rechtbank de verdachte echter niet terugsturen naar de gevangenis en kiest daarom voor een andere strafsoort. Aan de verdachte zal dan ook worden opgelegd een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis als hij die taakstraf niet (goed) verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte baat bij een zinvolle dagbesteding, die op dit moment ontbreekt. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren opleggen om de verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Hierbij zal als bijzondere voorwaarde een meldplicht worden opgelegd.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding aan de verdachte een behandelverplichting op te leggen.

6.De vordering van de benadeelde partij

6.1
Inleiding
Met betrekking tot feit 1 heeft [aangever (1)] zich als benadeelde partij gevoegd met een schriftelijke vordering tot schadevergoeding van € 720,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot feit 2 heeft [aangever (2)] zich op de zitting als benadeelde partij gevoegd met een mondelinge vordering tot schadevergoeding van € 380,-.
Met betrekking tot feit 4 heeft [aangever (4)] zich als benadeelde partij gevoegd met een schriftelijke vordering tot schadevergoeding van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • de vordering van [aangever (1)] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 260,-;
  • [aangever (3)] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken;
  • de vordering van [aangever (4)] , in geval van een bewezenverklaring, kan worden toegewezen.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Vanwege het plegen van die feiten hebben de benadeelde partijen schade geleden, zoals die schade volgt uit hun aangiftes.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vordering van [aangever (1)] slechts kan worden toegewezen tot een bedrag van € 260,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Dat bedrag is namelijk de prijs waarvoor [aangever (1)] de telefoon aan de verdachte heeft verkocht. Dat brengt met zich dat de rechtbank het meerdere gevraagde zal afwijzen.
De vordering van [aangever (2)] is inhoudelijk niet door de verdachte en zijn raadsman betwist. Dat betekent dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 380,-.
De vordering van [aangever (4)] is evenmin door de verdachte en zijn raadsman betwist. Dat betekent dat ook die vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
Het vorenstaande brengt met zich dat de rechtbank de verdachte zal veroordeelden in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, tot nu toe begroot op nihil, en voor de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank zal telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien verdachte ten aanzien van de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten is ontstaan.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zoals die hierboven onder 3.5 zijn bewezen verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 2:
oplichting;
ten aanzien van feit 3:
oplichting;
ten aanzien van feit 4:
oplichting;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte strafbaar;
strafoplegging
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
180 (honderdtachtig) UREN;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (negentig) DAGEN, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet (goed) verricht;
beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal plaatsvinden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte verder tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat die gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich tijdens de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Palier, adres: Witte Singel 8 in Leiden, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde daarin te begeleiden;
vorderingen benadeelde partij
wijst de vorderingen tot schadevergoeding (gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte om te betalen aan:
  • [aangever (1)], een bedrag van € 260,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf [datum] tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [aangever (2)], een bedrag van € 380,-;
  • [aangever (4)], een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf [datum] tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering van [aangever (1)] voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten die voornoemd benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, tot nu toe begroot op nihil, en voor de tenuitvoerlegging nog te maken;
schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatvan:
  • een bedrag van € 260,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf [datum] tot aan de dag van de algehele voldoening, aan
  • een bedrag van € 380,- aan
  • een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf [datum] tot aan de dag van de algehele voldoening, aan
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van de betalingsverplichting -
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
5 respectievelijk 7 en 4 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen en andersom.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. W.G. de Boer, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Mentrop-Huliselan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2018.
Mr. Milius is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tekst van de tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te 's-Gravenhage en/of te Delft, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (1)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld
en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een mobiele telefoon, door
- te reageren op een advertentie op Marktplaats en/of
- daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en/of
- een afspraak te maken voor de overdracht en/of
- te betalen met vals/vervalst geld;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats] en/of te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (3)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een mobiele telefoon, door
- te reageren op een advertentie op Marktplaats en/of
- daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en/of
- een afspraak te maken voor de overdracht en/of
- te betalen met vals/vervalst geld;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats] en/of te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (3)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een mobiele telefoon, door
- te reageren op een advertentie op Marktplaats en/of
- daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en/of
- een afspraak te maken voor de overdracht en/of
- te betalen met vals/vervalst geld;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats] en/of te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever (4)] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een mobiele telefoon, door
- te reageren op een advertentie op Marktplaats en/of
- daarin gebruik te maken van een valse naam ( [alias] ) en/of
- een afspraak te maken voor de overdracht en/of
- te betalen met vals/vervalst geld;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Op de zitting is gebleken dat de aangever [aangever (2)] voorheen de aangeefster [aangever (3)] was. In dit vonnis zal dan ook verder worden gesproken over de aangever [aangever (2)] .
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, districtsrecherche Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 279).
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever (1)] , blz. 21 en 22; de eigen verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 5 september 2018.
4.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, blz. 89.
5.De eigen verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 5 september 2018.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever (3)] , blz. 238 en 239.
7.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek vals bankbiljet, blz. 244.
8.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, blz. 89.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 227.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29; proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, blz. 182.
11.Proces-verbaal van aangifte, blz. 248 en 249.
12.Een geschrift, te weten een brief van de Rabobank van [datum] , blz. 251.
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 252.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 227.
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29; Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, blz. 182.
16.Proces-verbaal van aangifte van [aangever (3)] , blz. 91 en 92.
17.Een geschrift, te weten een transactiebon geldautomaat van [datum] , blz. 94.
18.De eigen verklaring van de verdachte op de zitting van 5 september 2018.
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 227; proces-verbaal van bevindingen, blz. 29; proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, blz. 182.