ECLI:NL:RBDHA:2018:11520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
NL18.11032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bestreden besluit, dat op 4 juni 2018 werd genomen, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht te voorkomen.

De behandeling van het beroep vond plaats op 4 juli 2018, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde heeft op 2 juli 2018 laten weten dat eiser geregistreerd staat als met onbekende bestemming vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft gehad. De rechtbank moest nu beoordelen of eiser ontvankelijk was in zijn beroep. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, worden geacht geen prijs meer te stellen op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet ter zitting is verschenen, concludeert de rechtbank dat hij kennelijk geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL18.11032

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A.M.H.C. Verwiel),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft hij een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht hangende zijn beroep.
De behandeling van het beroep heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.11033, plaatsgevonden op 4 juli 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij bericht van 2 juli 2018 heeft eisers gemachtigde kenbaar gemaakt dat eiser bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) staat geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. Die gemachtigde heeft sindsdien geen contact meer met hem gehad.
2. De rechtbank staat voor de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183) blijkt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
3. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken, geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde en ook niet ter zitting is verschenen, stelt hij kennelijk geen prijs meer op behandeling van de door hem tegen het bestreden besluit ingestelde rechtsmiddelen. Het beroep zal wegens gebrek aan procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.