ECLI:NL:RBDHA:2018:11539
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de verantwoordelijkheid van Italië volgens de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 30 augustus 2018 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verweerder geen gebruik heeft hoeven maken van een niet-registertolk, omdat er geen registertolken beschikbaar waren in de taal van de eiser, het Bambara. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien Italië niet heeft gereageerd op het overnameverzoek, wat leidt tot een fictief akkoord. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de opvangproblemen in Italië niet voldoende zijn om aan te nemen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Italië zo ernstig is dat dit zou leiden tot een kennelijke hardheid bij overdracht.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.